Evangelische leeuwerck
(1682)–Christianus de Placker– Auteursrechtvrij
[pagina 97]
| |
Wijse: Om een die ick bemin. De noten, den 5. Sondag in de Vasten.
VErtrooster Heyligh Geest, Komt neder-dalen:
Ontsteeckt ons minst, en meest Met uwe straelen.
Siet hoe wy sondaers vol zijn van gebreecken:
Hoe dorr' ons ziel van bin:
Hoe flouw' ons hert en sin:
Wilt met 't vyer uwer min'
Dat weer ontsteken.
Siet
Ghy daeld' op Pinxter-feest, In 't schijn van tonge, Ga naar voetnoot+
Op die daer zijn geweest, Soo oud', als jonge/
Tot hondert twintigh sterck, die om u baden:
Ghy gaeft hen altemal,
In sinte Marcus zael,
De gaef van meenigh tael,
Van Wijsheyt Raeden.
Tot
Daelt, Heyligh Geest, soo neer In onse herten,
En suyvert ons ziel weer Van sond' en smerten,
Wilt ons als nieuwe creaturen maken,
In liefd', ootmoedigheyt,
In hoop, en lijdtsaemheyt,
Geloof, en zedigheyt,
In bidden, waken.
Wilt
In alle swarigheyt, Wilt ons verlichten:
Tot 't goedt, en deughtsaemheyt Met u Vyer stichten.
Geeft mildelijck u goddelijke zegen U gaven seven-voudt
Soo in ons herte bouwt;
Dat het niet en verflouwt
In uwe wegen.
Geeft.
Stuert soetelijck het schip Van onse Ziele;
| |
[pagina 98]
| |
Dat het der sonden klip Niet en verniele;
Maer magh geluckigh houden 's hemels haven.
Hier toe ontsteekt ons hier,
Op u wys, en manier,
Met uwer Liefden Vyer,
Fonteyn der gaven!
Maer
|
|