Derde stukje van het Princelyke Oranje hof, cierlyk beplant met Oranje gezangen
(1749)–F. Pitton– Auteursrechtvrij
[pagina 20]
| |
Stem: Myn hert voorseyd is voor altyd.WEL aen myn Ziel looft nu den Heer
Zing nu lof Psal-men tot zyn eer
Met een op-regt gemoet,
En pryst zyn na-me goet,
in deze tyds gelegenheid
zo danken wy U Majesteit
Met hert met hert met hert.
2.
Want heden nu Gebooren is
Tot Vreugd van Neêrlands dal,
Een jonge Prins die voor gewis,
Zyn Vaders Erven sal
Besitten, want het is met gonst
| |
[pagina 21]
| |
Van ieder een Hem toe gejonst,
Met Hert, met Ziel, met Mond.
3.
Nooit aangenamer Morgenstond,
Heeft Neêrland ooit ontfaan,
Nooit heeft Auroor zyn Gulde Mond,
Zoo sierlyk opgedaan;
Als heden nu den egtste Maart,
De faam ons heeft geopenbaart,
Een Prins, een Prins, een Prins.
4.
't Is Negen Maanden pas geleen,
Den Haag die was vol vreugt,
Onder de Borgers in 't gemeen,
Als ook onder de jeugd;
Men haalde toen Zyn Hoogheid in
Met Zyn Lief-waarde Gemalin:
Vivat, Vivat, Vivat.
5.
Nu is ons vreugd niet minder groot,
Nu het Nassouse Bloet,
Geschooten heeft een nieuwe Loot,
Dit geeft Oranje moed;
Wy Leeven in Zyn goet beleyt,
Nu Hy van God verkegen heyt,
Een Soon, een Soon, een Soon.
6.
Bleidschap is boove maate groot,
Dat toont Hy ieder een,
Want midden in den Nagt, Hy boot
Ons Zyn Liefwaardigheen,
En reet al sonder groot bejag,
En soo het Illumineren sag,
Van ons van ons, van ons.
| |
[pagina 22]
| |
7.
Wat heeft nu wel de Kroon-Princes,
Haar Herte Ziel en wensch,
't Kraambed Haar tot een praal bestrek,
ô Wel gezegent Mensch,
'k Wens dat U Koninkryk alheer,
Met Haar Beminde Agtbaar Heer,
Haast weer, haast weer, haast weer.
8.
Betreden mag U Egaas-Zaal,
En dat U lieven Soon,
Tot blydschap van ons alremaal;
Als ook van Eng'lands Kroon,
Mag Aarde na d'Oranje Stam,
Tot vreugd van Neêrlands Tuyn en Dam,
In Eer, in Eer, in Eer.
9.
Wel roep dan Vreugde over al,
En blaas op den Basuyn,
Dat Fama met haar bly geschal,
Vliegt over Zee en Duyn,
Breng Vorst Brittanje eens de ting,
Hoe 't met de Kroon-Princes al ging,
Alhier, alhier, alhier.
10.
Myn dunkt ik hoor het grof Kanon,
Al op de Britsche Wal,
De Musikanten radder tong
Die maken bly Geschal,
En roepen Vivat! Vivat zoet,
God zegend het Oranje Bloet,
Altoos, altoos, altoos.
11.
Ik fluyt en roep lang leeft de Prins,
| |
[pagina 23]
| |
Met Zyn Princes Anna,
En ook den geboore Jonge Prins,
Gods Segen volgt hem na,
Die dalen ook van Boven neer
Op Carolina Jonk en teer,
Hoe Sée, Hoe Sée, Hoe Sée.
|
|