Derde stukje van het Princelyke Oranje hof, cierlyk beplant met Oranje gezangen
(1749)–F. Pitton– AuteursrechtvrijStem: Sa Broeder Zwies.Juich Batavier en wilt op Neerlands strande,
Veel vreugde vieren branden,
En vlegt met groote swier
Een krans van Lauwerier,
Om Neerlands rey van Maagden te bekroonen,
En speel met zoe-
| |
[pagina 6]
| |
te toonen op Bas en op Schalmei
En staak u droefgeschrey.
2.Wyl dat de Vrêe,
Wel eer voor Neêrland duyster,
Gaat op met glans en luyster,
Bestraalt de volle Zee,
O! aangename vrêe,
Zoo wonderlyk Van God aen ons gegeven,
't Geen alles doet herleven,
In vreugde nooit gelyk,
In land en Koningryk.
3. Heel Nederland,
De Burgers op de straaten,
Die zyn als uytgelaten,
Zy juychen hand aan hand,
Terwyl de pekton brand
En 't grof Canon,
Trompet en fluite schat'ren,
Over dal en wateren,
Hoboos en Keteltrom,
't toont al een soet gebrom.
4. Wie had belooft,
Na zoo veel bitt're rampen,
Waar mêe men had te kampen,
Van Vryheyd en geloof,
Niet lang te zyn berooft,
Geev God dan eer,
Voor zyn goedgunstigheden,
Komt laat ons met gebeden,
Hem loven meer en meer,
Koom prys den Hemel Heer.
5. Kleeft onbedeest,
Aen Willem van Nassauwe,
Die onzes Gods vol trouwe,
groot werktuyg is geweest,
Als alles stond bevreest.
Bouwd Heer dit Huys,
Op vaste Marmer gronden,
Laat nooit t'een'ger stonden,
Vallen een droevig kruys,
Op dit doorlugtig Huys.
|
|