Aan-teekening, gehouden op het schip de Vrouw Maria
(na 1769)–Freerk Pieters– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
Aan-Teekening, Gehouden op het Schip De Vrouw Maria.DOnderdag, 6 April,Ga naar margenoot+ zeilden wy van de Stad en kwaamen teegen den avond voor Pampus.Ga naar margenoot+ Gingen te 12 uuren aan het werpen, tot des morgens ten 3 uuren. Vrydag, 7 dito, hadden de wind o.n.o. met mooy weer. Gingen weeder aan het werpen; Dog avanceerden weinig. Saturdag,8 dito, hadden harde koelte uit den oosten en verscheide scheepen omtrent ons. Lieten ons zwaar anker vallen. Zondag, 9 dito, harde wind met reegen. Een van de sloepen voer na Oly-Sloot en een na Amsterdam. In de middag-wagt haalden wy ons zwaar anker t'huis en gingen weeder aan het werpen. Raakten des nagts, beneevens nog verscheide scheepen, over Pampus. Maandag, 10 dito, zeilden wy met mooy weer zuiderzee in: De wind w.z.w. Kwaamen des agter-middags, ten 5 uuren, behouden in Texel ten anker, met nog eenige scheepen.Ga naar margenoot+ Gingen toen aan het water pompen. Dingsdag, 11 dito, het water pompen gedaan zynde, zetten wy ons stengen-wand aan: Hadden zwaare wind uit het w.z.w. en des avonds storm. Streeken onze raas om laag. | |
[pagina 4]
| |
Woensdag, 12 dito,Ga naar margenoot+ hield de storm aan en nam des agter-middags van hand tot hand toe. Streeken onze raas in het hol. Donderdag,13 dito, haalden wy een van onze ankers t'huis De wind nam mooy af. Kreegen des middags een loots aan boord. Hadden mooije koelte uit het z.w. t. w. Ligten in den agter-middag ons ander anker en zeilden ten 5 uuren uit het nieuwe Gat na zee,Ga naar margenoot+ met getopte mars-zeyls. Vrydag, 14 dito, de wind z.w. t. w. met mooije koelte en harde voortgangk. Staaken des agter-middags in elken mars-zeyl een rif en een in het kruys-zeyl. Des avonds nam de wind hand over hand aan. Saturdag, 15 dito, de wind w.z.w. met harde koelte en hol water. In de voor-middag-wagt de wind w., de cours n. en de wind af neemende. In de agter-middag-wagt storm.Ga naar margenoot+ Staaken het laatste rif in ons voor-mars-zeyl. Naamen ons mars- en kruys-zeyl in. Zondag, 16 dito, kleine koelte uit het z.z.o. De cours n. aan, met getopte mars-zeyls. Des agter-middags meest stil. Plompende, vingen wy 7 Koolen en 1 Cabeljaauw. Visten ook met een sloep en viswand; Maar deeden niet op. Maandag, 17 dito, mooije koelte uit het z.z.o. De cours n. aan. In de agter-middag-wagt nam de wind hand over hand toe. Staaken des avonds in elken mars-zeyl en in het kruys-zeyl een Rif. Waaren in het gezigt van 9 scheepen. Dingsdag, 18 dito, harde koelte uit het o.z.o. De cours n. aan. Naamen het kruys-zeyl in. Des middags storm.Ga naar margenoot+ Staaken de laatste reeven in het mars zeyl. Naamen het voor-mars-zeyl in en in de agter-middag het groot mars-zeyl en fok, met vliegende storm. Zaagen 7 scheepen. | |
[pagina 5]
| |
Woensdag, 19 dito, de wind w.Ga naar margenoot+ Maakten meer zeyl by, met het af-neemen van de wind. Des middags reegen, vermengd met hagel. Des agter-middags stak de wind hard op. Zaagen 15 scheepen. Naamen in de eerste wagt het kruys-zeyl in: Staaken in elken mars-zeyl een rif en naamen het groot mars-zeyl in: Zeylende toen in den Tregter. Donderdag, 20 dito, de wind n.n.o. wendende, konden wy o. leggen, met harde wind en hol water. Zeilden toen in Spaans Zee.Ga naar margenoot+ Zetten het groot mars zeyl weer by. Zaagen 9 scheepen, op de breedte van 61 gr. – 40 m. In de platvoet wendende, konden wy w.n.w. leggen. Zetten het kruys-zeyl by. Vrydag, 21 dito, in de dag-wagt een klein koeltje uit het z.w. dog meest stil. Naamen een rif uit het groot mars-zeyl. Zetten in de voor middag-wagt ons voor-mars-zeyl by. Hadden des middags een mooije koelte uit het z.w. en zetten het groot mars-zeyl in top. Hadden 8 scheepen in het gezigt. Hadden in de platvoet harde z.w. wind en staaken een rif in ons groot mars-zeyl. Saturdag, 22 dito, hielden de cours n. t. o., met harde voortgangk: De wind z.w. Naamen met den dag het kruys-zeyl in. Zaagen 3 scheepen. Des avonds reegen. De wind als vooren. Zondag, 23 dito, de wind z.w. De cours n. t. o., met harde voortgangk. Zetten het kruys zeyl by en maakten getopte mars-zeyls. Des middags weer en wind als vooren. Zaagen 5 scheepen. Staaken des avonds een rif in elken mars-zeyl. Maandag, 24 dito, de wind z.w. De cours n. met harde voortgangk. Naamen in de dag-wagt het kruys-zeyl in. Kreegen des middags een vliegenden storm.Ga naar margenoot+ | |
[pagina 6]
| |
Borgen in de agter middag wagt onze zeylen en draayden by, beneevens nog 4 andere scheepen.Ga naar margenoot+ In de eerste wagt brak onze top-reep. Dingsdag, 25 dito, laagen nog by. De wind als vooren. Des middags nam de wind af; Zetten dierhalven de groote- en voor-mars-zeylen by. Zaagen geen scheepen. Kreegen des avonds op nieuw zwaare storm, die ons de zeylen deed bergen. Woensdag, 26 dito, laagen nog by, met harde storm.Ga naar margenoot+ De wind als vooren. Zaagen geen scheepen. Des middags verminderden de wind: Zetten het groot mars-zeyl weer by en in het begin van de agter-middag-wagt naamen wy een rif uit elken mars zeyl en in het begin van de platvoet uit elk nog een. Begon te jagt-sneeuwen. Donderdag, 27 dito, in het begin van de dag-wagt staaken een rif in het groot mars-zeyl. De wind z.w. met harde voortgangk. Met de 4 Glaazen staaken al de reeven in de mars-zeylen. Naamen die vervolgens in en draayden by. Wierd donker, met mist en reegen. Zetten in de agter-middag-wagt het voor-mars-zeyl weer by, met het kruys zeyl en naamen een rif uit het voor-mars-zeyl. De wind z.w. De cours n. aan. Vrydag, 28 dito, 's morgens de wind n. Konden o.n.o. leggen. Zaagen geen scheepen. Hadden jagt-sneeuw. Des middags en des avonds weer en wind als vooren. Saturdag, 29 dito, des morgens de wind z.w. met jagt-sneeuw. Zaagen 3 scheepen. Des middags klaarden het op en hadden over al. Schooten de lynen in 5 sloepen; Daar wy des avonds mee gedaan hadden. De wind als vooren. De cours n. aan. | |
[pagina 7]
| |
Zondag, 30 dito, des morgens,Ga naar margenoot+ kreegen weer een harde storm uit het z.w.Ga naar margenoot+ Staaken de reeven in de mars zeyls en naamen die vervolgens in. Draayden by en zaagen des middags land.Ga naar margenoot+ Des avonds weer en wind als vooren. Maandag, 1 Mey, Ga naar margenoot+ des morgens de wind nog z.w. met zwaare storm. Waaren des avonds nog by gedraayd: Weer en wind als vooren. Dingsdag, 2 dito, hield de storm nog aan. De wind als vooren. Des middags en des avonds het zelve, met sneeuw. Waaren nog by gedraayd. Des nagts nam de wind wat af. Woensdag, 3 dito, hadden wy des morgens mooije koelte uit het n.w. Zetten het groot mars- en voor-mars-zeyl weer by, laveerende om de noord. Kreegen des middags jagt-sneeuw en zetten ons kruys-zeyl by. Des avonds weer en wind als vooren. Donderdag, 4 dito, hadden wy des morgens mooije koelte uit het w. De cours n. aan. Naamen des middags uit elken mars-zeyl een rif. Zaagen verscheide scheepen. Des avonds weer en wind als vooren. Vrydag, 5 dito, des morgens de wind n. Laveerden om de noord. Kreegen in de voor-middag-wagt jagt-sneeuw. Des middags en des avonds weer en wind als vooren. Hadden dien dag verscheide scheepen gezien. Saturdag, 6 dito, des morgens styve koelte uit het noorden. Zaagen 8 scheepen. Staaken des middags in elken mars zeyl een rif. Des avonds weer en wind als vooren. Zondag, 7 dito, des morgens de wind z. De cours n. aan.Ga naar margenoot+ Zaagen des middags land en kreegen het Ys | |
[pagina 8]
| |
in het gezigt, gelyk ook verscheide scheepen.Ga naar margenoot+ Naamen een rif uit elken mars-zeyl. Des middags en des avonds weer en wind als vooren. Maandag, 8 dito, des morgens de wind z.o. Zeylden door losze schotszen, den een mis en den ander raak. Hadden het land nog in het gezigt en verscheide scheepen omtrent ons. Dingsdag, 9 dito, des morgens de wind z.o. Laveerden zoo wat heen en weer onder het land, door het ys en waaren met verscheide scheepen by malkander.Ga naar margenoot+ Zaagen een walvis en maakten des nagts met 3 scheepen aan een schots vast. Hadden jagt-sneeuw. Woensdag, 10 dito, kleine koelte uit het n. Maakten in de voor-middag-wagt weer los, laveerende onder het land door het ys. Zaagen 2 walviszen,Ga naar margenoot+ daar wy met 3 sloepen jagt op maakten; Dog, deeden niets op. Zetten onze bram-raa op. Was stil weer en zonne-schyn. Donderdag, 11 dito, hadden des morgens een klein lugtje uit het w. en laveerden om de w. Hadden getopte mars-zeyls en zetten onze bram-zeyls by. In de voor-middag-wagt wierd het meest stil. In de agter-middag-wagt mooije koelte uit het n. In de eerste wagt naamen wy het bram-zeyl in en staaken in elken mars-zeyl een rif. Laveerden zoo wat by het ys, of lieten het dryven. Vrydag, 12 dito, des morgens de wind w. Gingen noorden aan door het ys en maakten getopte mars-zeyls. Zaagen verscheide scheepen. Raakten des middags in het ys bezet.Ga naar margenoot+ Maakten aan een schots vast: Borgen onze zeylen en zaagen verscheide viszen in de wacken. Des avonds begon het weer wat op te ruimen. Maakten dierhalven zeyl; Met jagt-sneeuw. | |
[pagina 9]
| |
Saturdag, 13 dito,Ga naar margenoot+ des morgens de wind n.n.w. Zeylden en boorden zoo al door het ys, dog raakten in de voor-middag-wagt weer bezet. Maakten aan een schots vast en zaagen verscheide walviszen in de wacken, maar geen scheepen. Waaren des avonds nog bezet, met koude n. wind en jagt-sneeuw. Zondag, 14 dito, des morgens de wind n.w. Zaagen veel viszen in de wacken en des middags een beer op een schots. Weer en wind als vooren. Bleeven nog bezet. Maandag, 15 dito, hadden den gantszen dag storm uit het n., met felle koude. Dingsdag, 16 dito, des morgens de wind n. Des middags begon het wat op te ruimen en het wierd dood stil. Hadden in de agter-middag-wagt over al. Boorden nog al zoo wat door de schotszen. Hadden des avonds een looze val en schots; Maar kreegen niet. Maakten aan een schots vast en hadden 2 sloepen op brand-wagt. Woensdag, 17 dito, waaren des morgens nog aan de schots vast en zaagen verscheide viszen; Maar konden daar niet by koomen, door het vriezen van het baay-ys. Hadden een sloep op brand-wagt. Des middags en des avonds de wind w.; Dog meest stil. Zaagen 8 scheepen. Donderdag, 18 dito, des morgens de wind n. met mooije koelte. Des middags zaagen wy twee viszen. Een sloep ging op brand-wagt. Kreegen jagt-sneeuw en waaren in het gezigt van 12 scheepen. In de agter-middag-wagt zetten zig het ys geheel digt. De wind n.n.o. met koude. Vier viszen kwaamen in een wak, digt by het schip:Ga naar margenoot+ Wy streeken 2 sloepen te water en boorden zoo wat door het baay-ys na het wak; Maar kreegen niet. | |
[pagina 10]
| |
Vrydag, 19 dito,Ga naar margenoot+ de wind n. Zaaten nog bezet, met Jagt sneeuw. Ruimden des middags wat op en 2 sloepen gingen op brand-wagt. In de agter-middag-wagt schoot Symen Christiaansz. vast; Dog, verlooren de vis, met een stel lynen. Werkten des avonds en des nagts zoo wat n. op en hadden 8 scheepen omtrent ons. Saturdag, 20 dito, maakten des morgens aan een schots vast. De wind den gantschen dag n. Hadden een sloep op brand-wagt en zaagen nu en dan een Vis. Des avonds harde wind uit den n., met jagt-sneeuw, in het Gezigt van 10 scheepen. Zondag, 21 dito, des morgens weer en wind als vooren. Boorden zoo veel wy konden door het ys en laveerden den gantschen dag by de wind op. Zaagen geen viszen, nog scheepen. Maandag, 22 dito, laveerden des morgens nog om de n. door de schotszen. In de voor-middag-wagt jagt-sneeuw. Hielden den gantschen dag met 3 sloeps volk wagt. Zaagen in de agter-middag-wagt nu en dan een vis en 5 scheepen. Dingsdag, 23 dito, de wind n. Maakten in de dagwagt vast aan een schots en zaagen een engels schip. In de voor-middag wagt smeeten weer los en laveerden door de schotszen. Zaagen nu en dan een vis. Hadden des avonds over al. Het wierd stil en Boegseerden met de Sloepen. Woensdag, 24 dito, hadden des morgens een mooy Koeltje uit het n.o. Laveerden met verscheide Scheepen om den Noord. Kwaamen in de agter-middagwagt by een veld. Zaagen veele viszen. Maakten aan dat veld vast en hadden 3 sloepen op brand-wagt. Donderdag, 25 dito, des morgens de wind n. Zaa- | |
[pagina 11]
| |
gen verscheide viszen.Ga naar margenoot+ In de voor-middag-wagt schoot Jan Pietersz. vast. Kreegen de vis dood en aan boord:Ga naar margenoot+ Flenssten hem in de agter-middag-wagt en hadden des avonds gedaan. De wind n. Twee sloepen gingen op brand-wagt. Zaagen nog verscheide viszen. Vrydag, 26 dito, de wind n. Zaagen weer verscheide viszen. Drie sloepen gingen op brand-wagt en den spek snyder schoot vast; Dog, kreegen den vis niet. De 3 sloepen bleeven in de agter-middag-wagt op brand-wagt, om dat verscheide viszen in het gezigt hadden. Saturdag, 27 dito, de wind w. Zaagen nu en dan een enkele vis en laagen met 2 sloepen op brand-wagt. In de agter-middag-wagt als vooren en laagen met verscheide scheepen aan een veld. Zondag, 28 dito, des morgens styve koelte uit het n.o. Zaagen nu en dan een enkele vis en laagen met 2 sloepen op brand-wagt. In den dag-wagt begon het te jagt-sneeuwen, dat meest den gantschen dag aan- | |
[pagina 12]
| |
hield.Ga naar margenoot+ Des middags gingen 3 sloepen op brand-wagt. Maandag, 29 dito, in alles als vooren. Maakten des avonds van het veld los en laveerden by de n.n.o. wind op. Dingsdag, 30 dito, maakten nu eens vast aan een veld en dan weer los. Gingen met 2 sloeps volk op brand-wagt; Dog, zaagen geen viszen. Kreegen des middags jagt sneeuw en maakten des nagts weer vast aan een veld. Woensdag, 31 dito, des morgens de wind n.o. Zaagen verscheide viszen.Ga naar margenoot+ In het laatst van de dag-wagt schooten wy vast. Kreegen de vis dood en aan boord. Onder het ogtend-gebed schooten wy weer vast: Kreegen de vis dood en aan boord. In het begin van de voor-middag-wagt schooten wy andermaal vast: Kreegen hem insgelyks dood en aan boord. In het laatst van de voor-middag-wagt schooten wy voor dien dag ten vierdenmaal vast en verlooren daarenbooven nog 4 viszen. Donderdag, 1 Juny,Ga naar margenoot+ des morgens de wind o. In de voor-middag-wagt schooten wy weer vast: Insgelyks ook in de agter-middag wagt: Kreegen beide de viszen dood en aan boord.Ga naar margenoot+ Verlooren dien dag nog 3 viszen en raakten weer bezet. Vrydag, 2 dito, des morgens de wind o. Gingen aan het op ruimen en des middags aan het flenszen. Zaagen verscheide viszen. Saturdag, 3 dito, des morgens de wind o. Kreegen des avonds gedaan met flenszen. Zaagen wel verscheide viszen: Dog, laagen nog bezet. Zondag, 4 dito, des morgens de wind o. Werkten zoo wat by het veld op, door de schotszen. Raakten | |
[pagina 13]
| |
uit de bezetting en maakten aan het veld vast.Ga naar margenoot+ Kreegen dien dag nog 2 viszen. Maandag, 5 dito, des morgens de wind o. Hadden 2 sloepen op brand-wagt.Ga naar margenoot+ Kreegen dien dag nog 2 viszen en gingen des avonds aan het flenszen. Dingsdag, 6 dito, des morgens de wind o. Flenssten af tot in den agter-middag. Zaagen nu en dan een vis: Maar raakten weer bezet. Woensdag, 7 dito, des morgens de wind o. Waaren nog bezet: Ruimden alles op en flenssten de viszen af. Donderdag, 8 dito, des morgens de wind o. Waaren nog bezet. Vrydag, 9 dito, de wind o. Bezet als vooren. Kreegen gedaan met af-maaken. Hadden 157 vaaten hard Spek. Saturdag, 10 dito, als vooren, met jagt-sneeuw. Zondag, 11 dito, des morgens de wind o., met Mist en Iagt sneeuw.Ga naar margenoot+ Hans Dirksz. Schoot vast en wy holpen de vis dood maaken om een vierden, 6 quarteelen. Maandag, 12 dito, des morgens de wind n.o. In de voor middag-wagt maakten wy los en boorden zoo wat door de schotszen. Zetten de zeylen by en kwaamen dus wat op de ruimte. Laveerden den gantschen dag by de wind op. Zaagen teegen den avond nu en dan een vis. Maakten aan een veld vast, dat aan stukken begon te deinzen. Hielden het aan een groote schots. Dingsdag, 13 dito, des morgens de wind z.o. Maakten weer aan het veld vast. Wierd donker van mist. In de voor-middag-wagt jagt-sneeuw; Dog klaarden in de agter-middag-wagt alles weer op. Waaren met 2 sloepen op brand-wagt en zaagen nu en dan een enkele vis. | |
[pagina 14]
| |
Woensdag, 14 dito,Ga naar margenoot+ des morgens de wind z. Zaagen nu en dan een vis en waaren met 2 sloepen op brand-wagt. In het laatst van de dag-wagt schoot Pieter Swart vast. Kreegen de vis dood en aan boord.Ga naar margenoot+ Raakten geduerende de voor-middag-wagt op nieuw bezet. In de agter-middag-wagt flenssten wy de vis. Teegen den avond begon het te jagt-sneeuwen. Zaagen vier beeren op het veld en laagen met ons 2 scheepen daar aan vast. Donderdag, 15 dito, des middags jagt-sneeuw met mist. Verder als vooren. Vrydag, 16 dito, des morgens de wind w. Maakten de vis verder af. In den agter-middag-wagt ruimden het ys op. Kreegen des avonds gedaan met flenszen en hadden 37 vaaten hard spek. Zaagen geen vis. Saturdag, 17 dito, des morgens de wind z.; Dog meest stil. Waaren nog met twee scheepen by malkander. Hadden in de agter-middag-wagt mist met jagt-sneeuw. Zondag 18 dito, des morgens de wind als vooren. Het ys liep zoo wat af en aan: Des middags zonne-schyn. De breedte 76 gr. 7 min. In den agter-middag mist. Maandag, 19 dito, des morgens de wind n.w. met zonne-schyn en stil weer. Waaren nog met 2 scheepen by malkander. Zaagen geen vis. Dingsdag, 20 dito, des morgens de wind z.w.; Meest stil. Zaaten beiden nog bezet, aan het veld. Des middags zonne-schyn. Hadden in den agter-middag over-al, ter oorzaake van een lek en maakten dierhalven onze piek leedig, om daar na te zoeken. Des avonds mistig. Zaagen geen vis; Maar twee beeren op een schots. | |
[pagina 15]
| |
Woensdag,21 dito,Ga naar margenoot+ in alles als vooren. Des avonds jagt-sneeuw. Zaagen weeder twee beeren op een schots. Donderdag, 22 dito, des morgens een klein lugtje uit het o. Vrydag, 23 dito,des morgens uit het n.w. Saturdag 24 dito, des morgens uit het n. In de agter-middag-wagt begon het ys wat op te ruimen. Gingen met een sloep op brand-wagt. Maakten makkerschap met die van het andere schip, Commandeur Cornelis Rieuwertsz. omtrent het geen wy dood mogten vinden. Teegen den avond begon het ys meer op te ruimen. Gingen met 2 sloepen op brand-wagt. Kreegen jagt-sneeuw en zaagen weer twee beeren. Zondag, 25 dito, des morgens het lugtje w. In den agter-middag donker van mist: Klaarden teegen den avond weer op. Maandag, 26 dito, des morgens het lugtje w.z.w. Anders genoegzaam als vooren. Des middags mooy zonne-schyn. In den agter-middag nam de wind hard aan en teegens den avond weer af, uit het w.n.w. Daar na donkere mist en des nagts helder. Dingsdag,27 dito, des morgens de wind n.n.w. Des middags begon het ys weer aan te koomen en hadden des avonds Iagt-sneeuw met mist. Woensdag, 28 dito, des morgens de wind w.n.w. Raakten met beide scheepen weer in bezetting: Ligten ons roer en zaagen een vis in het baay-ys. Donderdag, 29 dito, des morgens de wind w. Haalden des middags 9 vaaten vars water van het veld. Vrydag, 30 dito, des morgens de wind z.w.; Dog meest stil. Saturdag, 1 July, des morgens het lugtje z.z.w. | |
[pagina 16]
| |
donkere mist;Ga naar margenoot+ Tusschen beiden klaarden het eens weer op. Bleeven dus beiden in bezetting, tot Maandag, 3 dito, des morgens het lugtje w.z.w. Met de middag klaarden het wat op: Hadden over al en maakten dat wy in een andere bogt aan het veld kwaamen. Des avonds mist met jagt-sneeuw. Dingsdag, 4 dito, des morgens het lugtje w.n.w.; Dog meest stil en mistig. Het ys zakten wat af en gingen met 2 sloepen op brand-wagt. Des middags klaarden de mist wat op. Onze makker ging van ons en van het veld af. Woensdag, 5 dito, des morgens de wind o. t. z. Het ys kwam weer aan zetten en wy raakten in digte bezetting. Bleeven dus daar in, met verandering van wind en weer, tot Zondag, 9 dito, des morgens het lugtje w.z.w. Konden van top wel 50 scheepen tellen. Maandag, 10 dito, des morgens de wind z.w. met zonne-schyn en klaar weer. Sloegen anderen zeylen aan de raas. Dingsdag, 11 dito, des morgens de wind z.z.o. Haalden 2 vaaten vars water van het veld. Hadden toen de breedte van 74 gr. 44 min. Bleeven dus al bezet tot Donderdag, 20 dito, des morgens de wind z.z.w. In de agter-middag-wagt begon het ys weer wat op te ruimen. Hongen ons roer weer aan en zeylden by het Veld langs; Maar, konden weinig avanceeren. Maakten weer aan het veld vast en zaagen 8 scheepen. Vrydag, 21 dito, des morgens de wind z.w. Hadden in de voor-middag-wagt over al en zeylden een weinig by het veld langs, met weinig avancement. Maakten weer aan het veld vast, met klaar weer; Dog, des avonds donker, met mist. | |
[pagina 17]
| |
Saturdag, 22 dito,Ga naar margenoot+ des Morgens de wind als vooren. Hadden wel nog wat ruimte by het Veld, maar konden niet avanceeren, door de Donkerheid van de mist. Zondag, 23 dito, des Morgens de wind z.o. Raakten weer in Bezetting. Donker met natte mist. Hoorden verscheide Viszen, dog zaagen ze niet. Des Avonds Reegen. Maandag, 24 dito, de wind als vooren. Het Ys zakten wat af en wy maakten los: Zetten de zeylen by en werkten den gantschen Dag door Flaarden en Schotszen. Raakten in de Agter-middag tusschen 2 Flaarden Bezet. Hadden met 3 Sloeps Volk de Wagt. Zaagen 9 Scheepen. Des Avonds mistig. Dingsdag, 25 dito, des Morgens de wind n.n.w. Zaaten nog Bezet in de Flaarden en wonden nu en dan een Palletje aan; Maar, avanceerden niet. Was nu donker, dan weer klaar en des Avonds mistig. Woensdag, 26 dito, des Morgens de wind n. t. w. Haalden nog al by de Flaarden langs, maar met weinig avans. Donderdag, 27 dito, als vooren. Werkten nog zoo wat door de Schotszen en Flaarden en maakten in de Agter-middag aan een Veld vast. Vrydag, 28 dito, de wind n. Bleeven Bezet. Saturdag, 29 dito, de wind n. t. o. Haalden 4 Vaaten vars water van het Veld.Ga naar margenoot+ Zondag, 30 dito, de wind n. t. w. Daar kwam een Ys-berg op ons aan dryven; Verhaalden dierhalven wat met het Schip. Maandag, 31 dito, als vooren, met mist. Dingsdag, 1 Augustus, des Morgens de wind n.Ga naar margenoot+ De Flaard-stukken kwaamen ons langs hoe naader. Hongen het Roer weer af. | |
[pagina 18]
| |
Woensdag, 2 dito,Ga naar margenoot+ des Morgens de wind n.n.o., met klaar weer. Gingen des Agter-middags Ys zaagen in het Flaard.Ga naar margenoot+ Donderdag, 3 dito, als vooren. Maakten aan het andere Flaard vast en zaagden al voort. Vrydag, 4 dito, des Morgens de wind n. t. o. Bleeven nog al Bezet. Zaagen dien Dag een Vis; maar geen Scheepen. Saturdag, 5 dito, als vooren. Zondag, 6 dito, in de Voor-middag-wagt zakten het Ys wat af. Hongen het Roer weer aan; Zetten de Zeylen by; Werkten zoo by het Flaard langs en kwaamen des Agter-middags in een mooije Ruimte. Maakten aan een Flaard vast, om de Donkere Mist. De wind n.o. Maandag, 7 dito, maakten los en zeilden tuszen de Velden en Flaarden door; Daar wy nog 5 vaaten vars water van af haalden.Ga naar margenoot+ Dingsdag, 8 dito, de wind n.w. Bleeven aan een Veld vast leggen en zaagen weer een Vis. Woensdag, 9 dito, de wind w. Kreegen klaar weer en Ruimte: maar raakten des Middags weer Bezet; Dog het Ys zakten des Avonds weer af. Zeylden by het Ys langs en zaagen 2 Viszen. Donderdag, 10 dito, maakten vast aan een Veld, om dat niet avanceeren konden en teegen de Middag weer Bezet raakten. De wind w.z.w. met Mist. Dus laagen wy Bezet, nu en dan wat meer of minder Ruimte hebbende, nu eens los en dan weer vast maakende, tot Maandag, 28 dito,Ga naar margenoot+ wanneer wy des Avonds op Rantsoen van Eeten gesteld wierden. Op deeze wyze bleeven wy in Bezetting, tot Zondag, 3 September,Ga naar margenoot+ wanneer wy des Voor-mid- | |
[pagina 19]
| |
dags Gerantsoeneerd wierden van Hard Brood:Ga naar margenoot+ Hadden met twee Bakken een vat voor 22 Daagen.Ga naar margenoot+ Zaagen 3 Scheepen ook in Bezetting en nu en dan een Beer, tot Saturdag, 16 dito, Schooten een Vos. Waaren op de Breedte van 72 gr. 54 m. Dingsdag, 19 dito, des Avonds in de eerste Wagt kwaamen 6 Mannen van Commandeur Fredrik Broersz. by ons aan Boord; Welke het Schip was dat wy met 2 anderen in Bezetting zien konden; Namentlyk 2 Hamburgers, Jacob Jansz. en Gerrit Geelsz. Deeze Menschen verhaalden ons veel Droefheid. Onder anderen dat Martinus Claasz., Volkert Claasz. en een Engelsman haare Scheepen verlooren hadden en dat Nanning Adriaansz. al het Volk had en daar meede alleen bleef zitten. Hebben hem na St. Jacob nog in Bezetting gezien. Woensdag, 20 dito, bleeven de 6 Mannen nog by ons aan Boord: maar, vertrokken des anderen Daags weeder na hun Schip. Wy waaren nu ook Gerantsoeneert van Bier.Ga naar margenoot+ Maandag, 25 dito, de wind o.n.o. Hard Vriezende en Koud. Des Middags deelden wy wy 2 vaaten Brood;Ga naar margenoot+ moesten daar 4 Weeken mee toe en hadden nog maar 2 vaaten over. Begonden nu malkander al vry wat Benaauwd aan te zien. Dingsdag, 26 dito, gingen 7 Mannen van ons z.o. in het Veld op, om eens te zien hoe het daar aan de Buitenkant gesteld was. Zy waaren 18 Glaazen uit. Wy haalden nog 11 vaaten Water van het Veld.Ga naar margenoot+ In deezen Toestand bleeven wy in Bezetting. Gebrek in alles nam van Hand tot Hand toe en de Vrees voor een droevig Einde kreeg al langs hoe meer plaats. Geen wonder, waarlyk, want wy zaagen geen de minste uitkomst. | |
[pagina 20]
| |
Donderdag, 5 October,Ga naar margenoot+ begonnen wy des Middags een Nood-gebed te doen.Ga naar margenoot+ Zaagen nu geen Scheepen meer. Zondag, 8 dito, schooten wy een Vos. Dingsdag, 10 dito, hadden wy de Breedte van 71 gr. 50 m. Saturdag, 14 dito, Deinsden het Veld, daar wy aan laagen, in stukken van malkander en wy kreegen hier en daar om het Schip een Wak. Zondag, 15 dito, Boorden wy des Morgens omtrent 10 Scheeps lengtens door het Ys. Raakten onderwyl weer Bezet: maar, des Middags werkten wy weer zoo ver voort als wy konden. Zaagen een Beer en een Vos voor ons Schip over loopen. Maandag, 16 dito, des Morgens helder en klaar weer. Zaagen Jan Maayen-Eyland in het z. t. o. van ons.Ga naar margenoot+ Hadden met een Sloeps Volk de Wagt, want konden niets uyt voeren. Was den gantschen Dag stil, maar doorgaans Deiningen en des Nagts heel sterk. Kreegen nu ons laatste Rantsoen van Kaas.Ga naar margenoot+ Dingsdag, 17 dito, nog Deining. In de Voor-middag-wagt Over-al. De wind z.w. Maakten de Touwen los en zogten wat Oost-waard op te Booren; Dog konden niet, door de Donkere Mist. Maakten Hangers voor op de zyden van het Schip, om de Deyning Woensdag, 18 dito, Stil en Mistig: Konden niet avanceeren. Zetten des Middags ons laatste Bier op.Ga naar margenoot+ Zaagen een Vos. De Breedte 71 gr. 48 m. Vrydag, 20 dito, Vriezend en Koud. Zetten toen ons laatste Vlees op.Ga naar margenoot+ Saturdag, 21 dito, een weinig Koelte uit het n.n.o. Zaaten nog Bezet. Zaagen een Vos. Des Agter-middags was wat Maaling in het Ys; Dog gaauw gedaan. Maandag, 23 dito, deelden wy onze 2 laatste vaaten hard Brood. Nu wierd alles wat Eetbaar was allerzui- | |
[pagina 21]
| |
nigst in agt genoomen.Ga naar margenoot+ Een van de Maats had van het Begin der Reys de Stok-Vis-Vellen verzameld, om die ergens toe te gebruiken als hy t'Huys kwam: maar, die Vellen wierden toen van hem vriendelyk verzogt, in geruild, klaar gemaakt en met graagte gegeeten.Ga naar margenoot+ In deeze Naarheid, Gebrek en Vrees, bleeven wy al vast Bezet tot Donderdag, 2 November, Ga naar margenoot+ Zetten toen ons laatste vat Booter en witte Erwten op.Ga naar margenoot+ Vrydag, 3 dito,hadden wy des Morgens een styve Koelte uit het w. met harde Deining. Het Veld brak ten eenemaal in stukken en wy raakten een mooy end Oost-waards op na Zee. Des Avonds zetten wy ons laatste vat Graauwe Erwten op.Ga naar margenoot+ Des Nagts wierd het heel stil. Saturdag, 4 dito, des Morgens een klein Koeltje uit het n. Wy hadden nog Deining, maar vorderden niets. Aaten dien Dag onze laatste Stok-Vis.Ga naar margenoot+ Zondag, 5 dito, mooije Koelte als vooren, met felle Vorst en Kouw. De Schotszen vrooren weer tot een Veld; Daar wy op nieuw in Bezet raakten. Stelden toen onder malkander een Brief op, voor den Armen:Ga naar margenoot+ De Beloften bedroeg 182 – 10 --, by Behouwen Reys. Des Middags kreegen wy ons laatste Vlees.Ga naar margenoot+ Een iegelyk bedenke zig eens wat wel in onze Gedagten om ging; Die niet anders veronderstellen konde als eindelyk, den een na den ander, in de aller-uiterste Naarheid, van Gebrek te zullen moeten vergaan: Want, wat wy ook denken of onderneemen mogten, nergens was Uitkomst te hoopen. Dingsdag, 13 November, des Morgens styve Koelte uit het n.w. Des Middags Deinsden het Ys altemaal in Schotszen.Ga naar margenoot+ Des Avonds insgelyks, met Deining. | |
[pagina 22]
| |
Woensdag, 14 dito, Ga naar margenoot+ Storm uit het n.w., met zwaare Deining. Avanceerden braaf Uyt-waards aan. Donderdag, 15 dito, Storm als vooren, met harde Deining.Ga naar margenoot+ Liepen hard Uytwaards aan en waaren des Middags op de Hoogten van 70 Graaden. Hadden een lek Schip. In den Agter-middag kreegen wy nog zwaarder StormGa naar margenoot+ : De wind nog n.w. Hadden dien Dag nog een kwartier de Zon en het wierd Aardagtig Donker van Mist. Dreeven zoo op Gods Genaaden uyt het Ys, den gantschen Nagt door. Dus Dryvende hadden wy nog verscheide Daagen Storm uit het n.w. Wy hadden eens wat stilte en sloegen de Zeilen toen aan: maar, met de naaste Storm, dien zelven Dag zig verheffende, sloegen dezelve weg en ondertuszen hadden wy ook reeds 3 Sloepen verlooren. Zondag, 26 November, nam de wind des Morgens merkelyk af en des Middags wierd het Dood stil. Sloegen toen andere Zeylen aan, voor die weg gewaayd waaren. Kreegen een mooy Zuider Koelte. Zetten de Cours west aan na Hitland, om Victualie: maar, konden geen Hitland vinden. Naamen toen de Cours Oost aan na Noorweegen. Een Uur of twee daar na kreegen wy een mooije Koelte uit het n.w. en zetten toen onze Cours z.o. t. z. aan na het Vaderland. Zeylden dus, met mooye Koelte en weinig verandering van wind en weer, tot Woensdag, 29 November. Zetten toen ons groot Mars-zeyl by: Dog, naamen het des Avonds weer in. Wind en Cours als vooren. Saturdag, 2 December,Ga naar margenoot+ de wind n.w. De Cours als vooren. Aaten toen onze laatste Gort. Kort daar na zaagen wy een Hoeker;Ga naar margenoot+ Daar wy op aan hielden, toonende onze Nood-vlag: Dog, hy kwam niet na ons toe, | |
[pagina 23]
| |
denkende dat wy een Kaaper waaren.Ga naar margenoot+ Naderhand merkende dat ons Schip een Groenlands-Vaarder was, kwam hy na ons toe en Praayden ons, vraagende Hoe het met onze Victualie was? Waar op den Commandeur antwoorden, Dat wy onze laatste Gort dien Dag hadden Gegeeten en dat wy den volgenden Dag onze laatste Erwten zouden moeten Eeten. Hier op riep de Captein, Zet een Sloep uit: Ik zal u by zetten wat ik miszen kan.Ga naar margenoot+ Dit deeden wy en kreegen een half vat Gort, een half vat Zoute Vis, vier half vaaten hard Brood en vier half vaaten Waater. Naamen toen Afscheid van malkander en hy zeide ons Dat wy Oost op moesten Zeilen. Des Avonds gingen wy ten Anker. Zondag, 3 dito, des Morgens mooije Koelte uyt het w.Ga naar margenoot+ Voor de Middag kreegen wy een Loots aan Boord en Aaten des Middags onze laatste Erwten. Des Avonds gingen wy ten Anker. Maandag, 4 dito, in de Dag-wagt, Ligten wy ons Anker en gingen onder Zeyl. Kwaamen des Voor-middags, God zy geloofd, het Oude Gat van Texel binnen;Ga naar margenoot+ Daar wy schielyk Ververszing kreegen. Nooit heeft een Schip in Groenland tot zoo Laat in het Jaar Bezet gezeeten. Wat wy uit-gestaan hebben is niet wel te melden. De Ongemakken zyn groot: maar, nog grooter de Voor-Uyt-Gedagten wat met ons worden moest, indien God ons niet zoo Barmhartig als met zyne Handen uit het Ys had gerukt. Die Gedagten alleen konnen my nog doen t'zidderen. God, den Almagtigen Bewaarder, zy alle Eere en Heerlykheid tot in Eeuwigheid, Amen. |
|