Voorrede
Toen de schrijver van dit historisch-kritisch onderzoek zijne tegenwoordige betrekking aannam, was er nog een uitvoerig geschrift over het Nieuwe Testament in portefeuille, waarvan hij thans eenige bladen aanbiedt, als ten afscheid aan een werkzaamheid, die in ons land juist niet tot de dankbaarste behoort, maar waaraan hij evenwel gemeend heeft, zich niet te mogen onttrekken eer hij tot anderen arbeid werd geroepen.
Deze bladen worden gegeven zooals zij waren in Juli 1877. De nieuwe betrekking verhinderde het acht geven op hetgeen over het onderwerp, hier behandeld, sedert dat tijdstip mocht zijn uitgekomen. Maar zoo dit geschrift nut kan stichten, zal het onder deze omstandigheid niet lijden. Voor het doel hier beoogd, waren geene nieuwe bouwstoffen noodig.
Zijne studie, die om eene bescheidene plaats vraagt naast hetgeen ook door vaderlandsche theologen op dit gebied reeds geleverd is, moge, al zijn hare uitkomsten niet altijd die der heerschende theologie, niet zonder alle welwillendheid ontvangen worden. Dat iemand waarheid zoekt op zijn manier, kan hem immers niet euvel geduid, en behoeft immers niet altijd op rekening te worden gesteld van minder fraaie motieven, wat ook Prof. Oort wel zal willen toestemmen.
Amsterdam, Juli 1878. A.P.