Mijne porte-feuille(1828)–Js. M. Pfeil– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Ja, ja! wijze: Wen ick mein freikeit lieben wol. Mijn vader die mij teeder mint, Bezorgde me een bestaan, bis. En zeide toen: zie zoo, mijn kind! bis. Nu kunt ge uit vrijen gaan. Maar zoo ik voor u kiezen mogt, O dan! gij kreegt een vrouw, bis. Waarvan men nergens, hoe men zocht bis. Een weêrga vinden zou. Mijn moeder wilde 't ook misschien, Dat ik, om raad haar vroeg, bis. Maar 'k wou uit eigen oogen zien, bis. 'k Was, dacht mij, wijs genoeg. [pagina 71] [p. 71] 'k Was innig aan Babet gehecht, Zij was van adelstand, bis. En wonder mooi, naar ieder zegt, bis. De mooiste van ons Land. De liefde gaf mij kracht en moed, 'k Werd een aanzienlijk man, bis. En, waar de liefde wondren doet, bis. Geloof me! ik weet er van. Doch ziet mijn leed was doorgestaan, Ik kreeg Babet tot vrouw, bis. Helaas! het leed kwam achter aan, bis. Schoon 't niemand denken zou Ja wel, zij is van hooger rang, En mooijer ook dan ik, bis. Maar 'k ben voor alle hoogheid bang bis. En heb voor mooi de schrik. Ja wel, bezit ze een groote som, Ik weet er rijker geen, bis. Maar 'k gun u graag, wie vraagt er om? bis. De plok, en 't brok met een. [pagina 72] [p. 72] Wat of mij dan zoo grievend kwelt? Ach! 't geen in huis gebeurt, bis. Mag niet aan alle man verteld, bis. 't Is best alleen getreurd. Denkt, jonge broeders! denkt aan mij, Wanneer ge een meisje kiest, bis. O! 't meisje wordt zoo ras een vrouw, bis. Waar bij ge uw jeugd verkniest. Ach! dat ik ongehuwd nog waar'! Van nieuws eens kiezen mogt, bis. Of dat mijn goede vader maar, bis. Voor mij hadde uitgezocht! Vorige Volgende