Mijne porte-feuille(1828)–Js. M. Pfeil– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] De perziken wijze: Jeune fille, qu'on marië! Roem, o Holland! op uw fruiten, De edle Perzik spant de kroon! 'k Weet geen vrucht zoo frisch, zoo lekker, Geene voor 't gezigt zoo schoon, Proeft haar, vrienden! zacht en lieflijk, Smelt ze als suiker op de tong, Reppen we ons! het ware ondankbaar, Zoo men haar geen loflied zong. Prijzen wij haar sap en voedsel, Zoo verkwikkend voor ons hart, Altijd welkom, altijd laafnis, Voor der kranken felste smart. 'k wou wel in die Landstreek wonen, Waar dat oost zoo rijklijk wast, Dat geen vleugels mij ontbraken, Spoedig ware ik daar te gast. [pagina 67] [p. 67] Neen, o neen! ik min de Perzik, Dit 's geen louter kompliment, Doch naar een gewest te trekken, Te eenemaal mij onbekend! Ik moet weten, of daar 't menschdom, Vrij, zoo als in Holland is, Anders, basta! 'k ben het veiligst, Aan mijn eigen haard en disch. Driewerf heil, hem! die in Holland, D'eersten boom heeft aangebragt, Komt, dien man, wie zou hier talmen, Met een gullen dronk bedacht! Lustig, vrienden! blij geschonken, 't Glaasjen aan den mond gezet, En zoo vaak gedronken, als er Letters zijn in 't alphabet! Vorige Volgende