Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
(1648)–Dirck Pietersz. Pers– Auteursrechtvrij
[pagina 211]
| |
Stemme: O God wy dancken dyner goed'. Of, Maximiluanus van Bossu. Of, Het heyl is aen-gekomen siet. Of, Als mijn stondlijn. Of, Vyt dieper noot schrey ick tot dy.
O God van wien de volheyt vliet,
De zegen en genade:
Op ons u arme Schepsels siet,
En wilt ons ziel verzaden:
Wy zijn door spijs en dranck verheughd,
Wy dancken u voor dese deughd,
Die ghy ons hebt geschoncken.
2. Ja wat de lieve lucht beschouwt,
En watter schuylt verborgen:
O Heer! ghy alles onderhoudt,
En 't leeft, als, sonder sorgen.
Ghy opent uwe milde hand,
En stort u gaven in het land:
Die hondertvouwt ons voeden.
3. Nu 't lichaem dan sijn voedsel heeft,
En dat het schept genoegen:
Ons arme ziel' haer voedsel geeft,
Op datse sich mach voegen,
Te spijsen met u Godlijck woord:
Dat sond en overdaed gestoort,
Zy met haer boose wercken.
4. Want Heer ghy geen gevallen draeght,
Aen sterck gebeent noch paerden:
Een vroome ziele u behaeght,
En die houdt ghy in waerden:
Dus laet ons in u vreese gaen,
Dat wy 't gemoed ten Hemel slaen,
En op u goedheyt wachten.
5. Wie leefter die de morgen Son,
Sich seecker kan belooven?
Wat baet hem die de Werreld won',
En gingh sijn ziel verdooven?
Dus lett wel op de sekerheyt,
Die onse ziel, eylaes, verleyt,
En weest steets op u hoede.
| |
[pagina 212]
| |
6. Weest dan in Godt te saem verblijt,
En roemt sijn milde zeegen,
Die hy ons schenckt ter rechter tijd,
Gelijck een gulde reegen.
Waer Christus is by spijs of dranck,
Daer eert men hem met lof en danck,
Dus singht van herten, Amen.
|
|