Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
(1648)–Dirck Pietersz. Pers– Auteursrechtvrij
[pagina 141]
| |
Stemme: Ach treurt nu mijn bedroefde schaepjes.De Musijck-nooten staen in Hemel-sangh, Fol. 78.
GHy Princen die u Onderdanen,
Met uwen Scepter strengh bestiert:
Ick moet hier nu eens vermanen,
Dat ghy u nae de reeden stiert.
Want daer is hooger, die u hier gebiet,
En veel vermoger, die dit alles siet,
En acht op 's volx verdriet.
2. Ghy meent wel ghy zijt groote Goden,
Als ghy op uwen Zetel sit:
En schrijft in wetten en geboden,
Daer elck moet oogen op dit wit.
Maer ghy sult sterven, voor u Rechter staen,
En sult verwerven, wat ghy hebt gedaen,
En loon nae werck ontfaen.
3. Legh af u op-geblasen weesen,
V stuyr en wreevligh aengesicht,
Voor grooter God, soo moet ghy vreesen,
En schricken voor sijn strengh gericht.
Hoe hoogh verheven en hoe groot geslacht,
Dat moet hier beven, oock hoe hoogh geacht,
Voor Godes groote macht.
4. Wat minder Man voor u moet vreesen,
Dat dreyght u nu een grooter Heer:
Wilt daerom seer voorsichtigh wesen,
En buyght u voor sijn roede neer:
Want hy is krachtigh, die den blixem voert,
Die u Hof prachtigh, dus geheel ontroert,
En op u weesen loert.
5. Weest dan in 't hert noyt op-geblasen,
Dat ghy u waent meer als een Mensch;
Daer ghy sult sterven als de dwasen,
| |
[pagina 142]
| |
En noyt verkrijgen uwen wensch.
Denckt dan in 't herte, al heerscht mijne Staf,
Sy is vol smerte, en daelt in 't graf,
Gelijck het lichte kaf.
JOsephus verhaelt, dat als Herodes Agrippa met een Koninghlijcke tabbert op den Rechterstoel sat, en hem de pluymstrijckers voor eenen God uyt-riepen, en kort daer nae met seer svvare hartnepe vvierde aen-getast, siende als nu sijn doodt voor oogen, soo keerde hy sich tot sijne Vrienden, en sprack: Siet nu desen aen, dien ghy als een onsterflijck God hebt gegroet, siet hem nu aen, als die door een doodlijcke noodwendigheyt dit leven moet verlaten, op dat ghy daer door in u logen werdet bestraft en beschaemt. |
|