Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
(1648)–Dirck Pietersz. Pers– AuteursrechtvrijStemme: Si c'est pour mon pucellage, &c.
WIldy nu de Ionas weten,
Waerom dat de werreld raest?
Waerom yder is verbaest?
't Is de sond
| |
[pagina 49]
| |
end 't quaed geweten,
Die u in dees plagen voert,
En de werreld dus beroert.
2 Om dat Ionas Gods bevelen
Wild' ontwijcken en ontvlien:
Most hy Godes straffe sien,
Most hy in des Monsters kelen,
Om te stillen 't Meyr gestoort,
Most eerst Ionas buyten boord.
3 Om dat wy weerspannigh leven,
Noch nae Godes wetten doen,
Raest de Wereldt stout en koen:
Om dat wy soo seker sweven,
Blijven wy in 't quaed gesmoort:
Werpt dees Ionas buyten boord.
4 Wellust en de Wulpsigheden,
Zijn by ons in volle zwangh:
Yder gaet zijn vrye gangh:
Hier gebruycktmen Godes leden
Niet soo heyligh, als 't behoordt:
Werpt dees Ionas buyten boord.
5 Dronckenschap en Ydelheden,
Die met dese sonde gaen,
Hebben hier een ruyme baen:
Die gaen om in alle steden,
Dit is 't quaed dat u vermoord:
Werpt dees Ionas buyten boord.
6 Valsheyd, listen en bedriegen,
Dat is nu de rechte slagh:
Wie den armen over magh,
Wie zijn naesten kan beliegen,
Die voert nu het hooghste woord:
Werpt dees Ionas buyten boord.
| |
[pagina 50]
| |
7 Haet en Nijd, twee groote quaden,
Een verwoet en schadigh beest,
Dat vertoont sich aller-meest,
Dat soeckt yder een te schaden,
Want het schandigh bijt en moordt:
Werpt dees Ionas buyten boord.
8 Gierigheyd heeft u beseten,
Ghy berooft eens anders goed;
Suypt der armen vleesch en bloedt.
Vromigheyd leydt heel versmeten,
Heeft noch plaets noch seker oord:
Werpt dees Ionas buyten boord.
9 Hoovaerdye, pracht en pralen,
Dertelheyd en Overdaed,
Houden by u stal noch maet:
Yder wil hier prijs behalen,
Soecken 't elders Zuyd' of Noord:
Werpt dees Ionas buyten boord.
10 Trouw' en Liefde zijn verschoven,
d'Eendracht is te seer verscheurt,
Die sit nu te droef en treurt:
Tweedracht steeckt het hoofd nu boven,
Die vertoont sich voort en voort:
Werpt dees Ionas buyten boord.
Rust-plaets.
12 Wildy dan van dese sonden
Zijn ontslagen en bevrijd?
Betert u het is noch tijd,
Laet verbinden uwe wonden,
Dringht dan sterck door d'enge poort:
Dan blijft Ionas binnen 't boord.
| |
[pagina 51]
| |
13 Wilt af-leggen u gebreken,
Wilt naeckt voor den Heere staen,
Als de Sondaer, die belaen,
't Hooft niet dorst ten Hemel steken,
Maer nae 's Heeren wegen spoort:
Dan blijft Ionas binnen 't boord.
14 Soo wy tot den Heere suchten,
Soo wy voor Gods aengesicht
Soecken onse Troost en Licht,
Soo wy voor de sonden vluchten,
Raken wy, door klipp' en zandt,
Weer met Ionas aen het landt.
15 Wilt u totten Heer bekeeren,
En volght sijn bevel en woordt,
Dan soo blijfdy binnen 't boordt.
Wilt Gods straffen van u weeren,
En valt met een droef gemoed
Nedrigh voor u Godt te voet.
16 Ghy sult als de Ninivyten,
Met een neer-geslagen geest,
Vande minste totte meest,
Vwe tijd in tranen slyten,
En met sacken omgehult
Bidden: Heer, vergeeft ons schuld.
17 Dan soo sal hem Godt ontfarmen,
Even als een Vader doet,
Die met een beweeght gemoed,
Druckt sijn schaepkens in sijn armen,
En van herten goedertier,
Werpt zijn geessel in het vyer.
|
|