Eene helle- en hemelvaart(1940)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekendSonnettenkrans Vorige [pagina 12] [p. 12] Δeinh ΘeoΣ Olla Met weekblauwe oogen zag de oneindigheid Des hemels naar den donzen rozenglans, Waar Zij in daagde: een breedgewiekte krans Van zielen had zich ónder haar gereid. Een geur van zomerbloesems begeleidt Den zang der zonnen - duiven - die heur trans Doorglóren in eerbied'gen rondedans Om haar, wier glimlach sferen groept en scheidt. ‘Schoonheid, o, Gij, Wier naam geheiligd zij, Uw wil geschiede; kóme Uw heerschappij; Naast U aanbidde de aard' geen andren god! Wie éenmaal U aanschouwt, leefde genoeg: Zoo hem de dood in deze stond' versloeg... Wat nood? Hij heeft genoten 't hoogst genot!’ - Vorige