vindt de kritiek in feite ‘charming’ en ‘awfully clever’. Waar hij in het gesprek met zijn tafeldame vooral lucht aan had gegeven was zijn eigen onlustgevoel, want juist bij het lezen van zulke schrandere en intelligente artikelen over zijn werk voelt hij zich een mislukkeling: zelfs deze spitse jongeheren of dames zijn niet in staat in zijn werk te lezen waar het hem eigenlijk om gaat. Ze weten niet de vinger te leggen op wat hij zijn ‘little point’ noemt. ‘Little point’ is een eufemisme. Volgens Vereker is dat ‘little point’ bij elke echte schrijver ‘the passion of his passion, the part of the business in which, for him, the flame of art burns most intensely.’ Natuurlijk vraagt de jonge criticus, nu ze toch zo geanimeerd over de diepere dingen van het schrijven zitten te praten, wat dat ‘little point’ in het werk van Vereker dan is. Maar die vraag wuift Vereker weg: hij denkt toch niet dat hij dat hier even langs zijn neus weg gaat vertellen? Wat de criticus krijgt zijn niet meer dan toespelingen, suggesties, vage indicaties en elke toespeling overtuigt hem er meer van dat het hier wel moet gaan om het epicentrum van diens schrijverschap, om the heart of the matter.
Hoe het verhaal zich uiteindelijk ontwikkelt is van ondergeschikt belang, van belang is dat de criticus koortsachtig aan het werk gaat om het geheim (the figure in the carpet) in het werk van Vereker te ontdekken. Het wordt een obsessie, hij plaagt er zijn vrienden mee, het laat hem niet los, maar hij vindt niet wat hij zoekt. Natuurlijk vraagt hij zich wel eens af of er wel een geheim is.
Essayisten, polemisten en critici hebben ideeën en pretenties, maar die hangen in alles samen met wat ze zijn: hun karakter, temperament, emoties, mentaliteit, psychologie. Daarvoor zijn het essayisten en geen beoefenaars van een wetenschap. Hun hersens hebben emoties en hun ideeën zijn speculaties over het concrete bestaan.