[Woord vooraf]
De Schryver zou denken eene onbillykheid jegens de Maetschappy te begaen, indien hy haer geen openbaren blyk van zyne achting en erkentenis gaf, voor de zorgen en kunst waermede zy dit stuk ten tooneele heeft gevoerd. - De rol van Everaerd, geschapen door den Heer Ondereet, is vervuld geweest met dit gewoonelyke talent waer van onze verdienstelyke gentsche tooneelliefhebber, sedert het oprigten der Maetschappy, en zelfs vroeger, reeds zoo vele blyken heeft gegeven; ja, het moet gezegd zyn, beter dan dat de Schryver zelf van bezoldigde tooneelisten ooit had durven verhopen. De Heer Riessauw, in de rol van baes De Witte, heeft naer gewoonte, goed komiek, goed tooneelist geweest. De Heer Verhaeghe heeft ons de rol van den Graef meesterlyk voorgesteld. Hans en Gertruida hebben hun taek wel gekweten. Er is niemand, tot zelfs de stomme personnagien, die het zyne tot den goeden uitval van dit stuk, niet heeft toegebragt. Wat de rol van Suzanna betreft, het ware ons niet veroorlofd die te beoordeelen; het onpartydige Publiek heeft haer een volkomen regt gedaen.
Gent, den 2 van Bloeimaend 1841.
DE SCHRYVER.