Puppie schudt zijn kop. ‘Ik moet maar even geduld hebben,’ zegt hij half hardop. ‘Ik ben hier nog niet zolang.
Wie weet moet mijn nieuwe baas nog aan me wennen.
Ik moet maar extra mijn best doen om aardig gevonden te worden.’
‘Dat zal je niet helpen!’ Nu zat Pina ook in de boom.
Pina was de roddelaarster van de buurt, ze vloog overal naartoe en zag en wist alles.
‘Je bent niet weggegeven, Puppie, je bent gestolen!’ tettert Pina.
‘Gestolen?’ Puppie denkt even na... ‘Ja, ik weet het nog, ik kwam die dag net iets te dicht bij het hek.
Ik zat toen achter een hagedisje aan.
Dat deed ik heel graag. Jammer genoeg kan dat nu niet meer’.
Op die dag had Puppie ineens twee vreemde handen gevoeld, handen die hem hardhandig vastgrepen.
Hij kon amper adem halen, laat staan blaffen.
Wat was Puppie bang!