[linkerbladzijde]
toe om met den andere in goede verstandhouding te staan, schoon lieden nevens mij van gedagten waaren, dat de laast genoemde een bijzonder blang in 't oog hadden, daar dezelve voor 't meeste was opgerigt en bestaande uit roomschgezinden persoonen.
Dezen dag deet zig een geest van teegenstand zien in de eerste societeit teegen de reegeering, die veele bezaadigde burgers niet behaagde, 't geen daar gelegenheid toe scheen gegeven te hebben was, dat de regeering eenige persoonen had voorgesteld, die nevens persoonen uit de societeiten een reglement voor de naderende aanstelling van regenten zouden maken, goedgekeurd door het volk. Eenige persoonen der societeiten waande dat de regering zig daar niet mede te moeien, naamen daartegen besluiten en drongen door dat uit ieder der 40 buurten één persoon tot saamenstelling van dat stuk gekooren werd, zoals op den 26 dito geschieden.
Daar het zeeker onverschillig was van waar of door wien dat plan tevoorschijn kwam (daar hetzelve tog de goedkeuring van het volk moest ondergaan), zag den verder ziende burger dat er eene heimelijke ondermijning van het thans steedelijk gezag het doel van was.
Ik ben met dit geval geenzints vergenoegd geweest, dewijl het niet alleen verre verwijdering tusschen verscheide burgers en burgers en tusschen eenige en de reegeeringspersoonen verwekte, maar het openbaar gezag zelf zeer verzwakten, waardoor in de gevolgen niets dan onheil voor het algemeen te wagten was. Mijne opentlijke betuiging dat als de societeit besluiten kon neemen over 't geheele volk, dat alsdan de regeering