Budúndu
(2006)–L. Liefeld-Berens, M.J.A. MacNack-van Kats, M.A. Pabst-Tapessur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
[pagina 21]
| |
Eerst rijden we naar Saramacca.
Daar is olie zwart als blaka watra.
Bij oma Loes blijven we slapen.
Muskieten kunnen ons niet plagen,
want we liggen onder klamboes.
Die krijgen we van opa Samboes.
| |
[pagina 22]
| |
De dag daarna, het is nog vroeg,
groeten we opa en oma Loes.
Zwaai-zwaai, bye bye, roept iedereen.
We komen gauw weer langs, okay?
Nu zijn we op weg naar Coppename,
een mooie plek in Suriname.
We gaan over een lange brug.
Dag brug, we zien je zeker wel terug.
| |
[pagina 23]
| |
We rijden door een lange straat
met kokospalmen hoog en laag.
Die fluisteren zachtjes in ons oor:
Dit is Coronie, welkom hoor!
We stoppen bij een kokoskraampje.
't Is net een huisje met één raampje.
Daar drinken we lekker kokoswater
en nemen ook wat mee voor later.
| |
[pagina 24]
| |
Wat is de weg toch lang, zegt mama.
Je hebt gelijk mijn schat, zegt papa.
Laten we dan wat liedjes zingen.
We zijn al dichtbij Wageningen.
Kijk, daar zijn er velden vol met gras.
Nee, dat is rijst, zegt ma en lacht.
Nieuw Nickerie we zijn onderweg
en genieten van je mooiste plek.
Voor kwie kwies, bacoven en rijst
krijgt Nickerie de eerste prijs.
|
|