samentrekking
Dat is het verschijnsel dat je (meestal) in de tweede helft van een (bijna-)nevenschikking een of meer patroondelen niet herhaalt, als die ongeveer of helemaal gelijkluidend zouden worden:
1. nevenschikking:
Jan dweilt de gróte gang en ik Ø de kléíne Ø
Jan moet vandáág naar school lopen en ik Ø mórgen Ø
2. bijna-nevenschikking
a. als-groepen
Jan dweilde gister de gang beter als ik vanochtend de keuken Ø
b. halfvaste verbindingen
Enkele bijzinstypes zijn bij samentrekking beperkt tot de aanloop, nl. als-/wanneer-zinnen en wie... ook-zinnen:
als ik slaag, dan Ø jij zeker
wie er ook zakt, jij Ø zeker niet
Tegenover deze achterwaartse samentrekkingen staan voorwaartse, maar die zijn in taal vrij zeldzaam, en beperkt tot nevenschikking:
Jan dweilt de grote Ø en ik Ø de kleine gang
Zie 6.6vv en de Beknopte 7.5vv.