Syntaktische-elementenlijst
(2014)–P.C. Paardekooper– Auteursrechtelijk beschermdB. Ja en nee als bevestiger en ontkennerJa en nee komen heel vaak voor als bevestiger en ontkenner na wat een andere spreker gezegd heeft.
1. Verdubbeling van ja en nee kom je morgen? jaja/neenee De verdubbeling betekent meestal een versterking: ‘heel beslist’/‘absoluut niet’.
2. Toevoeging van onbeklemtoond toch
Net als bij dit toch in zinnen, is hier de betekenis ‘twijfelend’ en een bevestiging/ontkenning suggererend in het antwoord:
3. Toevoeging van beklemtoond tóch/tóch niet
4. Toevoeging van beklemtoond ja/nee en onbeklemtoond zeker
5. Toevoeging van onbeklemtoond ja/nee en beklemtoond zéker heb je geld bij je? jazéker ‘versterkt ja’ Nee zéker zonder niet bestaat niet bij deze klemtoon.
6. Toevoeging van wel a. Achter ja heb je geld bij je? jawel ‘licht versterkt ja’ b. Voor ja heb je zin om te komen? wel ja ‘verzwakt ja’ Voor of achter nee is die toevoeging (of een soortgelijke) uitg. | |||||||||||||
C. BesluitDe mogelijkheden bij nee zijn kleiner als die bij ja; de kombinaties die er zijn nuanceren het ja en nee tot verzwakking of versterking. |
|