bindvolgorde
De bindvolgorde is die waarin een zinsdeel (meestal een ww) een ander mogelijk maakt:
(ik) (zou) het {gezegd} {kunnen} {hebben} |
(tijdvolgorde) |
(ik) > (zou) > {kunnen} > {hebben} > {gezegd} |
(bindvolgorde) |
Hier is ik het ond., zou de pv van het hulpww van de ow kunnen, kunnen is de ow van het hulpww van de ow dat hebben mogelijk maakt, en hebben is de ow van het hulpww van het vd dat dus gezegd mogelijk maakt. Vgl.:
(ik) (zou) {gevallen} {kunnen} {zijn}
Nu is er een vd dat zijn als hulpww heeft.
Zo kent ook het abstrakte ww-p met een maksimaal aantal soorten ww-vormen een bindvolgorde van die vormen; vgl. de twee:
[aan het] {zwemmen} [te krijgen} {geweest} (zou) {blijken} [te zijn} |
(tijdvolgorde) |
(zou)→{blijken}→[te zijn}→{geweest}→[te krijgen}→[aan het] {zwemmen} |
(bindvolgorde) |