Beatrijs wendt zich om, ziet: Maria, gevolgd door haar twee engelen-boden binnen wandelen in de kloosteromheining, de sakristij en het onzichtbaar koor der kapel.
Zij volgt.
In de sakristij luidt zij de klok.
De rei van nonnen schuift door de sakristij in de kapel.
Beatrijs zakt voor het Maria-beeld op de kniën.
De zusters zingen,
Hun slotzang is de lentezang van het begin:
Regina Coeli.