Gedichten(1935)–Paul van Ostaijen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 146] [p. 146] II De droom van het weesje Het weesje staart over zijn schapen heen - pluk de marguerite zal zij komen zijn moeder - Laat ons hopen denkt het weesje een limousine en een vrouw in bont zeer habillée zoals ik ze ken uit la Vie parisienne Hopelijk is mijn moeder zoals een vrouw uit la Vie parisienne of als de dame van Rix La Croix † - Zoniet welk nut verlaten te zijn voorlopig wees wanneer je moeder tot je komt zonder limousine zonder ford en zonder rode renard - Dan blijf je beter wees alles of niets Wanneer niet qui perd gagne waarom dan wees zijn en de klare hemel wordt blauwe limousine (in de verbeelding van het weesje) Ik zal haar omhelzen hoofdzaak dat ik mijn hoofd in haar bont kan leggen zeggen: mama, gebruik jij Houbigant (- of à la Bataille-Maeterlinck o ma petite maman Teindelys!) Mijn moeder zal mij zeggen: vergeet kleine dat ik je vergat doch nu is het weer select met je zoon - efeeb - te wandelen Ben je tevrêe Ik zal haar antwoorden: mama heb je ook een lieve soubrette en steelt zij jouw dessous - Mama geef haar van jouw Quelques Fleurs ik mag geen vrouw lijen zonder quelques fleurs - Wolken drijven Houbigant-reuk voorbij het dromende weesje Als een regenwolk de blauwe hemel overtrekt vertaalt het weesje in droom Ach mama je hebt slechts simili-zijden kousen waarom ben je gekomen mama je bent niet eens demi-monde en niet van la vie parisienne zo heeft het geen zin voorlopig weesje te wezen en te worden herkend Vorige Volgende