Gedichten(1935)–Paul van Ostaijen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 130] [p. 130] Alpejagerslied Voor E. du Perron. Een heer die de straat afdaalt een heer die de straat opklimt twee heren die dalen en klimmen dat is de ene heer daalt en de andere heer klimt vlak vóór de winkel van Hinderickx en Winderickx vlak vóór de winkel van Hinderickx en Winderickx van de beroemde hoedemakers treffen zij elkaar de ene heer neemt zijn hoge hoed in de rechterhand de andere heer neemt zijn hoge hoed in de linkerhand dan gaan de ene en de andere heer de rechtse en de linkse de klimmende en de dalende de rechtse die daalt de linkse die klimt dan gaan beide heren elk met zijn hoge hoed zijn eigen hoge hoed zijn bloedeigen hoge hoed elkaar voorbij vlak vóór de deur van de winkel van Hinderickx en Winderickx van de beroemde hoedemakers dan zetten beide heren de rechtse en de linkse de klimmende en de dalende eenmaal elkaar voorbij hun hoge hoeden weer op het hoofd men versta mij wel elk zet zijn eigen hoed op het eigen hoofd dat is hun recht dat is het recht van deze beide heren Vorige Volgende