Gedichten(1935)–Paul van Ostaijen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Vers 4 Lalla lallen Lalla lallen lillen lil huilen vuist vechten vuisten vechten vuisten bal ballen vuisten ballen vrouw van vroeger komt postzegels gaf ik den jongen van vier hoog vier hoog valt een mens van vier hoog spanning kuiten spannen springen sprong val vallen vuisten leiden lijden buiten vuisten vatten lijden wringen vuisten lijden wringen vuisten vod rijten snijden snit snik sikkelbeen een twee jij een twee [pagina 68] [p. 68] jij sikkelbeen een man een lawine storten storten storten stort in mij de jongen van vier hoog lacht lachen lillen vuist vod in de man zijn in de jongen zijn sikkelbeen door dwarst mij het Snijdt - snij - DEN ik gil gillen gulpen lallen vallen val spannen ik word gespannen jij jij jij wie is jij een man een lawine storten storten storten WILLEN Wat ik wil ademen zijn vis een wil ik Vorige Volgende