Gedichten(1935)–Paul van Ostaijen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Marcel schwob Ik wil de wonderlijke wonden van uw voeten zoenen, ik, de boetende, en gij die reeds gekruisigd werd. Ik weet ook gij werd aan het kruis gekromd, mijn stille kruistochtkind. Gij zijt de stem van de Doper, doch ik ben niet de Tetrarch. Gij zijt het gans gebeuren. U tegenover zal ik niet zondigen, want uwe wonde ken ik, zonder dat mijn hand hare kilte voelt. Van uwe lippen wil ik de liefde drinken, was ook uw lijf nog slechts een vreselijk offer, - de melaatse kluizenaar in de woestijn. Mijn handen zijn nog niet doorwond, de koorden snijden enkel het vlees van mijn arme armen. Doch zeg slechts een woord, gekruisigde, en de lichten in mij zullen zich omzetten tot de kaarsen van het paradijs. Vorige Volgende