Miavoye, 1-2-28
Beste du Perron,
De stukken die in de Albertstraat mochten zijn toegekomen, zend ik je tijdig.
Ik sukkel op dit ogenblik verschrikkelik. Ik kan om zo te zeggen geen ‘poe’ zeggen. Een miserie, vriend. Ik weet wel dat ik, fysies, als mens naar de bliksem ben, maar ik vind dat men mij toch een minimum mocht laten.
Tot later alweer.
Flinke poot van je
Paul van Ost.