De poppenpartij
(1908)–Bertha Elisabeth van Osselen-van Delden– Auteursrecht onbekend
[pagina 2]
| |
[pagina 3]
| |
‘Als je blief, hier is een brief!’
‘Dank je wel,’ zegt Petronel.
‘Van wie zou die brief wel wezen?
Kom, ik zal hem gauw gaan lezen.’
‘Lieve Nel, doe mij 't plezier,
Kom met Lien en Ina hier,
Breng vooral je kind'ren mee.
Geef het antwoord mee aan Fré.’
Nel springt drie voet in de lucht,
‘Kinderen’ juicht ze, ‘wat een klucht,
Al de poppen moeten mee,
Wat een pret! hoezee! hoezee!
Moeder! Moessie! Moederlief!
'k Heb van Truus een langen brief!’
Moeder leest en zegt: ‘mijn liefje,
Schrift maar gauw aan Truus een briefje,
Hier is inkt en postpapier.
Schrijf: we komen met plezier.
Vouw den brief nu netjes dicht,
Hier is lak en daar is licht.
Maar pas op, lak niet je handen,
Want je zoudt je deerlijk branden.
Nu 't adres nog kleine Nel,
Schrijf maar op, je weet het wel.
Aan Geertruida Kakkerlak,
In het huis met 't roode dak.
| |
[pagina 4]
| |
[pagina 5]
| |
Komt Ina en Lina, nu gauw aan het werk,
De poppen zijn slordig en vuil en ik merk,
Dat Ina's Helena met stroop is besmeerd,
Je voert haar onhandig, je doet het verkeerd,
Ik raad je, haar flink met de spons af te boenen.
Kijk hier zijn haar kousjes en keurige schoenen,
En 't beeldige jurkje, dat tante je gaf
Voorzichtig! haar pruikje, je boent het er af!
Maar zeg me, waar heeft zich Kiku weer verstopt?
Die stoutert, die heeft mij zoo dikwijls gefopt.
Daar zit hij warempel weer achter mijn bed,
En is weer zoo jolig, hij grinnikt van pret.
Kom baasje, gedraag je nu net en fatsoenlijk,
En snuit eerst je neus en kijk niet zoo aandoenlijk.
En och, houten Klaasje, ze kijkt uit de doos,
Ik zal haar gauw helpen, ze wordt anders boos.
Maar Tommy is netjes, hij is zoo bedaard,
Want heel wild te stoeien ligt niet in zijn aard.
Maar Lina! wat ligt Rosalietje daar bloot,
Ze is bleek van de kou en haar neusje is rood
Toe, stop haar toch vlug en heel warm in de kleeren,
Ze is niet heel sterk en gaat gauw wat mankeeren.
| |
[pagina 6]
| |
[pagina 7]
| |
‘Zie zoo, nu gaan we naar het feest.
Wat zijn we allen druk geweest.
Het was van morgen wel wat roezig,
Maar al de poppen zijn nu snoezig.
Mijn Willemien, dat is een dot,
Er is aan haar nog niets kapot.’
‘En mijn Heleen,’ zegt kleine Ina,
‘Dat is een schat, vindt je ook niet, Lina?’
‘En houten Klaasje is zoo grappig,
Maar Rosalietje is wat pappig,
Jou Tommy is verbazend suf.
En Lien, jij bent een echte nuf,
Kom, haast je wat, we moeten gaan
Blijf toch niet voor den spiegel staan.’
| |
[pagina 8]
| |
[pagina 9]
| |
‘Dag Jans, we zijn toch niet te laat?
Ik hoor daarboven zoo'n gepraat.’
Ja juffrouw Nel, er zijn er zeven,
Ze maken al een vrees'lijk leven,
Maar o, er komen er nog meer,
Ik hoor de huisschel daar alweer.
Ga jullie maar de trappen op;
Wat heb je daar een mooie pop!
Maar 'k heb je zusje niet gezien,
Ze komt toch wel, de kleine Lien?’
‘Ja Jans, ze komt wat achteraan,
We zijn maar vast vooruit gegaan.’
‘Zeg Jo, hoe vindt je Willemien?
Heb je ooit zoo'n lieve snoes gezien?
Ze is van Nel, 'k maag met haar spelen,
Mijn Lotje gaat me wat vervelen.’
‘Wel foei,’ zegt Jo, ‘dat arme Lotje,
Ik vind het juist een aardig dotje.
Kijk, Wamba Oeli Boeli Bourni,
Dat is de liefste pop van Broerie.’
| |
[pagina 10]
| |
[pagina 11]
| |
[pagina 12]
| |
‘Kiku van Nel en Lien en Ina,
Die komt geloof ik wel uit China,’
‘Wel neen,’ roept Nel, ‘Kiku en Wamba,
Dat zijn twee poppen uit Japan,
Kiku heet verder nog Karamba,
Ik kreeg hem van mijn oom Johan.’
‘Kiku! Kiku! Kikukeliku!
Wie kraait zoo mooi als mijn Kiku?’
Wat hebben de poppen verbazend veel pret,
Ze zijn er zoo aardig in 't ronde gezet.
Ze eten en drinken en morsen en knoeien,
De kinderen lachen en praten en stoeien.
| |
[pagina 13]
| |
[pagina 14]
| |
Nu een dansje, wat een pret!
Frederik blaast op zijn trompet,
Jantje roffelt op zijn trom.
Flink de maat, bom bom, bom bom.
Karel speelt harmonica,
Broerie toetert tralala.
Danst maar meisjes met je pop,
Eerst een wals, dan een galop.
Zulk een heerlijk poppenfeest,
Is er vroeger nooit geweest.
| |
[pagina 15]
| |
[pagina 16]
| |
Komt lieve kinderen, komt nu hier,
Bedankt Mevrouw voor al 't plezier,
En heb je al de poppen wel?
Hier is de hoe van Petronel,
Van wie is wel dit rose lint?
Dat is van Ina, 't wilde kind.
En kijk, hier is een poppenhoedje,
En och, hoe jammer, ook een voetje,
Ik meen dat het van Lotje is,
Haar poppenmoeder heeft gewis,
Nu wel wat spijt, dat zij niet goed,
En zorgelijk was voor 't arme bloed,
Komt, Jo en Lien en Jet en Saar,
De équipages staan al klaar.
Vooruit koetsier, adieu! vaarwel!
Dag Truus! dag Truus! slaap wel! slaap wel!
| |
[pagina 17]
| |
[pagina 18]
| |
O kaatje we hebben zoo heerlijk gespeeld
En kijk eens lief broertje, 'k heb eerlijk gedeeld
Ik heb van het lekkers voor jou wat bewaard,
Wat flikjes, rozijnen en ook van de taart.
Kom kleine Helena, mijn schatje van goud,
Nu gauw naar je bedje, je wordt anders koud,
Je bent een gehoorzaam lief kindje geweest,
Slaap nu maar heel lekker en droom van het feest.
En Nel en haar zusjes, geloof het maar vrij,
Ze praten nog lang van de poppenpartij.
| |
[pagina 19]
| |
|