Okki Hoessah op het vliegveld
(ca. 1943)–Marco Oppers– Auteursrecht onbekend
[pagina 2]
| |
[pagina 3]
| |
Okki Hoessah hangt met z'n beide handjes aan de neergeslagen kap van een grote autobus. Wat is de bus vol mensen! Hij houdt zich stevig vast. Met z'n voetjes zoekt hij een steuntje. Hij kan het bijna niet meer volhouden. Was hij toch maar niet zo brutaal geweest om op de bus te springen! Waar zou de bus naar toe rijden? Wat duurt die rit lang. Okki durft er niet af te springen, want de bus gaat hoe langer hoe harder rijden. Even probeert Okki over de kap heen te kijken. Maar hij ziet niets dan de achterhoofden van de mensen die in de bus zitten. Ze spreken allerlei talen door elkaar. Okki begrijpt er niets van. Eindelijk gaat de bus langzamer rijden en draait een lange grintweg in. Okki hoort ineens zeggen, dat ze nu dadelijk bij het vliegveld zullen komen. Is dat eventjes een bofje! Boven aan het verlanglijstje van Okki stond al lang om eens een vliegmachine van binnen te bekijken. En een van z'n liefste wensen was om nog eens een vliegtochtje te maken. Nu wie weet wat er nog gebeurt! Zonder schokken glijdt de autobus nu over de betonnen vloer van het vliegveld. Okki's armpjes en handjes prikkelen van moeheid. Het valt ook heus niet mee om zo lang aan een autobus te hangen en het is ook eigenlijk vreselijk gevaarlijk, wat Okki daar gedaan heeft. Gelukkig dat niemand het ziet, want anders zou Okki wel eens een lelijk standje hebben kunnen krijgen. Als Okki op de grond komt, kijken alle mensen juist naar een vliegmachine die net daalt en gelukkig let niemand op het kleine zwarte jongetje dat daar ineens op het vliegveld tussen al de mensen staat. | |
[pagina 4]
| |
[pagina 5]
| |
Okki is helemaal stijf geworden van dat ritje aan de autobus. Hij schudt zich eens goed uit, maar al gauw heeft hij het ongemakkelijke tochtje vergeten. Er is ook zoveel te zien dat Okki geen tijd heeft om aan zichzelf te denken. Een groot en klein toestel staan te ronken. Zoals ze daar naast elkaar staan lijken het wel een vader met z'n kind. Maar wat is dat opeens voor een geluid? Okki kent het niet. Hij loopt naar de plek waar het geluid vandaan komt. Het is een sirene op de verkeerstoren die dat rare geluid maakt. Er komt iemand in een keurig uniform naar buiten. Fijn, nu kan Okki tenminste aan iemand vragen wat al die dingen, waar hij niets van begrijpt, betekenen. ‘Mijnheer?’ vraagt Okki ‘waarom heeft die vlag allemaal ruitjes en wat is dat voor een bal? Waarom heeft U dat licht in Uw hand?’ Okki's mondje staat niet stil, zoveel heeft hij te vragen. ‘De mijnheer vindt dat joch wel grappig en legt hem alles geduldig uit. Luister maar! ‘De hele toren doet hetzelfde werk als een verkeersagent in een drukke stad. Hij beet dan ook de verkeerstoren. Alleen regeert de toren hier het luchtverkeer inplaats van het straatverkeer, zoals de agent doet, begrijp je? ‘Zolang de oranje-zwart-geblokte vlag wappert, weten de vliegers dat er in de toren mensen zijn. Die mensen zullen den vlieger vertellen, wanneer ze vertrekken kunnen en wanneer ze mogen dalen op het vliegveld.’ Okki staat met open mondje te luisteren. ‘Maar, hoé zeggen ze dat dan?’ vraagt hij. ‘Je kunt alles toch zo maar niet roepen?’ | |
[pagina 6]
| |
[pagina 7]
| |
‘Nee, maar wij praten niet lichten’, legt de mijnheer met de gouden knopen uit. ‘Als het donker is, of er is mist, dan worden op het vliegveld overal grote lichten aangestoken. Alle vliegers weten wat die lichten betekenen. Want alle lichten hebben een andere kleur en ze schijnen lang niet allemaal even sterk hoor. En dat wordt van uit de verkeerstoren geregeld. Zie je die grote bol? Nu, die kan omhoog worden getrokken. Hij wordt alleen gebruikt hij erge storm. Hij waarschuwt de binnenkomende vliegtuigen, dat ze extra voorzichtig moeten zijn als ze willen landen. Zodra een vliegtuig wil landen, begint de sirene te loeien. Weet je wel, dat zelfde geluid dat je daarstraks hoorde.’ Maar nu moet de aardige mijnheer weer aan zijn werk. Hij geeft Okki een mooie plaat waarop een vliegmachine staat. Die mag hij nu eens rustig gaan bekijken, maar dan moet Okki ook netjes naar beneden gaan, want op de verkeerstoren mag hij niet blijven. Op het vliegveld staat nu een machine, die zo juist geland is. Okki wuift nog eens naar de heren in de verkeerstoren en dan gaat hij achterstevoren het trapje af. Het allerliefst zou hij nu naar de vliegmachine lopen, maar wat hoort hij daar? Het is net het huilen van een kleine, zwakke sirene. Okki blijft staan en luistert. Waar zou dat geluid vandaan komen? Hij kijkt door de ramen van het restaurant. Zou het geluid hier uit komen? En ja hoor, hij bemerkt al gauw wat het is. In het restaurant zitten een heleboel mensen. Ze eten en ze drinken wat. Maar ook is er een klein jongetje. En dat jongetje staat toch zo te snikken! Dat is het geluid dat Okki zo juist hoorde. Het jongetje roept steeds tussen zijn snikken door: ‘Ik wil niet mee met de vliegmachine! Ik wil niet mee!’ Okki stapt direct op het jongetje toe. Okki vindt het dwaas om te huilen als je niet een vliegmachine mee | |
[pagina 8]
| |
[pagina 9]
| |
mag, stel je voor! Okki zou heus niet huilen als hij mee mocht. Vast niet! Maar toch heeft hij medelijden met het huilende jongetje. Hij neemt z'n zakdoek en veegt gauw de traantjes van zijn wangetjes. De stewardess, zo heet de gastvrouw van de vliegmachines, probeert het jongetje aan het lachen te maken. ‘Kom Keesje,’ zegt ze, ‘je beer en je koffer met je kleertjes gaan ook mee. En het gaat zo vlug. En je weet toch wel dat Moeder in Brussel op je staat te wachten?’ Keesje snikt al niet meer zo erg. Hij kijkt eens naar Okki. Hij vindt dat kleine zwarte jongetje wel aardig. Door zijn traantjes heen zegt hij: ‘Gaat dat negerjongetje ook mee met de vliegmachine?’ Nu Okki zou best willen, maar naar Brussel vliegen is vreselijk duur! En Okki heeft helemaal geen geld. ‘Nee Keesje, dat gaat niet hoor,’ zegt hij, maar kijk eens, hier heb ik wat prachtigs, dat zal ik je eens laten zien. Kom maar hier bij me op de grond zitten. Dan zal ik je eens vertellen hoe gezellig het er in een vliegmachine uit ziet. De stewardess is wat blij dat Okki gekomen is. Ze heeft nog een heleboel te doen. Want zij moet zorgen dat het de reizigers aan niets ontbreekt. Ook gebeurt het wel eens dat er kindertjes alleen moeten reizen, net zoals Keesje. Dan moet de stewardess voor hen zorgen en als ze verdrietig zijn dan moet ze ze troosten. Dan moet al het andere werk maar even wachten. Okki en Keesje hebben allebei een lekkere zoete krakeling gekregen en die zitten ze nu rustig op te knabbelen. En dan legt Okki de mooie plaat die hij in de Verkeerstoren gekregen heeft, netjes op de grond uit. Keesje's beer mag er ook hij zijn. Hij krijgt een prachtig plaatsje, zodat hij alles even goed kan zien als zijn baasje. Okki doet net of hij de | |
[pagina 10]
| |
[pagina 11]
| |
meester voor de klas is. Hij wijst alles met zijn wijsvinger aan. Ja, hij heeft goed geluisterd naar wat die mijnheer daar straks vertelde. Daarom kan hij het nu allemaal zo prachtig aan Keesje over vertellen. ‘Nu moet je goed opletten. Keesje’, zegt Okki. ‘Dit vliegtuig is net getekend alsof er een stuk afgezaagd is, nu kan je mooi naar binnen kijken. Zie je, helemaal voorin zitten de piloten, dat zijn de chauffeurs van de vliegmachine. Daarachter zit de man, die kan praten met de aarde en ook met de andere vliegmachines of met de boten op de zee. Die mijnheer heet de marconist. Hoe dat praten precies gaat, dat kan ik je niet vertellen, maar ik weet alleen, dat dat praten ‘telegraferen’ heet. Kijk. daar zitten alle passagiers. Zie je wel wat een mooie stoelen er staan? En alle hoekjes in de vliegmachine worden gebruikt voor de benzine en de post en ook voor de bagage van de reizigers.’ Okki en Keesje bekijken de hele plaat en dan opeens staat de stewardess weer naast ze. ‘Hebben jullie niet gehoord, dat er omgeroepen is, dat de vliegmachine vertrekken gaat?’ vraagt ze. Keesje vindt het nu helemaal niet meer naar om naar Brussel te vliegen. Nu Okki hem zo prachtig verteld heeft hoe het er in een vliegmachine uitziet, wil hij het ook allemaal in werkelijkheid zien. En hij wil ook wel eens op zo'n mooie stoel zitten! Okki loopt met hem mee naar de vliegmachine. Keesje stapt in. En als de vliegmachine weg vliegt, wuift Okki hem net zolang na, totdat hij alleen nog maar een stip ziet. Okki gaat nu weer terug naar het restaurant. Daar krijgt hij een paar lekkere boterhammen van den kellner. Maar natuurlijk kan Okki niet lang stilzitten. Bij elk geluid dat hij hoort springt hij van zijn stoel op. Dan neemt de kellner hem mee naar boven. Daar kan hij precies zien wat er op het vliegveld gebeurt. | |
[pagina 12]
| |
[pagina 13]
| |
Zojuist is een vliegmachine uit België geland. De kellner vertelt Okki dat zodra een vliegmachine binnenkomt de vlag van het land waarvan de vliegmachine is, gehesen wordt. ‘En zie je Okki, daar komen de benzineauto's al aan. Die moeten de machine opnieuw met benzine vullen, want die is bijna leeg’. Dat vullen heet met een moeilijk woord ‘tanken’. ‘O, kijk eens!’ roept Okki, ‘dat toestel met dat rood-wit en blauw maakt kringetjes in de lucht!’ ‘Die grijze toetstellen, met die rood-wit en blauwe cirkels zijn altijd vliegmachines van de soldaten, Okki. Ze moeten zich goed oefenen. Ze kunnen de knapste toeren maken in de lucht.’ ‘Maar de vliegmachine is helemaal open’ zegt Okki. ‘Kunnen de soldaten er dan niet uitvallen?’ ‘Nee hoor, daar lubben ze wel voor gezorgd. De soldaten worden goed vastgebonden voordat ze de lucht in gaan.’ Hè gelukkig, dat is een hele geruststelling voor Okki. Maar op 't laatst krijgt Okki toch een beetje pijn in z'n oogjes van dat aldoor omhoog kijken. De lucht is zo blauw en zo schel. De kellner wordt weggeroepen en nu blijft Okki weer alleen. Nee, toch niet helemaal alleen, want er is nog een klein hondje. Okki vindt het een raar beestje want het kijkt naar alle kanten, behalve naar buiten. En daar is toch het meeste te zien! Okki gaat maar weer verder. Hij gaat een trapje op. En daar bij een hoog raam ziet hij ineens het vliegveld vlak onder zich. Hij wuift met allebei zijn handjes, wam daar gaat de autobus waarmee hij zo gemakkelijk op het vliegveld gekomen is. Weet je nog wel boe hij aan de kap hing? Okki moet er nog om lachen als hij er aan denkt. Wat jammer dat niemand zijn kant opkijkt. Daar komt de man met de omroeper wat vertellen. Hij wijst naar een loods. Langzaam komt er een toestel uit. Wat een grote is dat! | |
[pagina 14]
| |
[pagina 15]
| |
En wat komt hij raar het veld op. De hele grote machine wordt aan zijn staart door een kleine auto op het vliegveld getrokken. Okki drukt zijn neusje plat tegen de ruit. Hij moet de ruit steeds met zijn rode zakdoek schoonmaken, want doordat hij met zijn gezichtje zo dicht tegen de ruit komt, beslaat de ruit steeds en Okki wil toch vooral niets missen van wat er op het vliegveld gebeurt. Een klein sporttoestelletje met één piloot staat klaar om de lucht in te gaan. Okki zou wat graag mee willen in dat ranke witte toestelletje. En daar staat nog al zo'n prachtige grote vliegmachine. Okki denkt dat het alleen maar proef draait want de machine blijft op de grond staan, maar wat maakt hij een lawaai! Deze heeft een dubbele schroef en ook een dubbele staart. Okki staat nog steeds voor het raam. Hij zou het nu ook wel eens van dichtbij willen zien.... Als Okki het veld op komt lopen, wordt er juist een prachtig toestel gereed gemaakt voor de reis. En nu kan Okki de benzine-auto ook eens van dichtbij bekijken. ‘Waarvoor gebruikt U die hoge trap?’ vraagt hij aan een van de monteurs. ‘Daarmee klimmen we bij de motoren. Die moeten nagekeken worden of alles wel in orde is, begrijp je wel? En dat kleine trapje gebruiken de passagiers out in het toestel te komen. Het toestel is bij de ingang veel lager. Zie je wel?’ ‘En zie je dat rood-wit-blauw op die postzakken? Weet je wat dat betekent?’ Nee, Okki weet het niet. ‘Nu, dat betekent dat het Nederlandse post is.’ Okki kun alleen maar niet begrijpen, wie er toch allemaal zoveel brieven schrijven, dat er zoveel postzakken vol komen. De piloten zijn er nog niet. En ook zijn er nog geen reizigers. Okki kijkt z'n oogjes naar alles uit en hij vraagt alles wat hij niet begrijpt. | |
[pagina 16]
| |
[pagina 17]
| |
Hij mag ook even op dat kleine leuke wagentje meerijden. Dat wagentje wordt gebruikt om de koffers en alles wat de reizigers mee willen nemen, in het vliegtuig te brengen. Nu klimt Okki het trapje van de ingang op. Hij is toch zo vreselijk nieuwsgierig hoe het er toch wel in het vliegtuig uit zal zien. Vlak achter hem komt een mijnheer met een koffer. ‘Zo kleine Steward’ zegt hij tegen Okki. ‘Moet jij de mensen onderweg bezig houden? Zoek maar een mooi plaatsje bij een raampje, want er is een heleboel te zien voor kleine jongetjes.’ Okki kijkt lachend naar dien mijnheer. Zou hij zo maar mee mogen? Of zou die mijnheer denken dat hij bij het vliegtuig hoort? Maar lang denkt Okki er niet over na. Er is ook zoveel te zien. Langzamerhand komen er meer passagiers. Ze geven hun hoed en jas en hun koffertje aan de stewardess. Ook de piloten zitten al op hun plaats en dan - gaan de deurtjes dicht en stel je eens voor: Okki gaat mee de lucht in!.... Okki vindt het toch wel een beetje griezelig als hij daar maar zo opeens het vliegveld onder zich hoe langer hoe kleiner ziet worden. Op het laatst lijkt het wel een klein vierkant lapje. Door het geraas van de motoren kan hij niets vragen, niemand zou hem immers verstaan. Hij kijkt alleen maar om zich heen. Iedereen zit rustig naar buiten te kijken. Ook zijn er passagiers die rustig zitten te lezen alsof ze thuis in hun huiskamer zitten. Plotseling staat Okki op. Hij vindt dat hij al weer veel te lang stil gezeten heeft. Hij loopt langs de mensen naar de stuurhut waar de piloten zitten. Met vaste hand besturen ze de vliegmachine. | |
[pagina 18]
| |
[pagina 19]
| |
Okki blijft een poosje stil staan kijken en tikt eindelijk een van de piloten op de schouder. Deze draait zich lachend om. ‘Mijnheer!’ roept Okki hard hoven al het lawaai uit. ‘Hoe kunt U nu al die knopjes en cijfers en klokjes uit elkaar houden?’ ‘Dat hebben we heus wel goed geleerd hoor!’ roept de piloot terug. ‘O!’ roept Okki weer. ‘Kijkt U toch goed uit, er komt een ander vliegtuig aan en anders botsen we misschien tegen elkaar aan!’ ‘Maak je maar niet bezorgd. hoor! Daarom zijn er juist twee piloten. Nu kunnen we elkaar aflossen. Die andere piloot mag niet omkijken en ook niet met jou praten, begrijp je wel. Maar nu moet ik weer aan 't werk gaan. Let maar heel goed op. We gaan steeds hoger en zo meteen komen we in de wolken!’ Okki loopt weer terug naar zijn plaatsje. Die aardige mijnheer waarmee hij gelijk in het vliegtuig gestapt is, vraagt of hij bij het raampje wil zitten en schuift een beetje voor hem opzij. De mijnheer leest in een krant en hij vertelt Okki de kinderverhaaltjes. Opeens zegt Okki: ‘Hoort U dat geluid? Dat is vast geen gewone vliegmachine.’ De vliegmachine zit nu even in een wolk. Maar als ze er uit zijn kijkt Okki gauw naar beneden. Heel diep beneden zich ziet hij een dorpje liggen. Wat is alles klein, 't Lijken wel de huisjes uit een speelgoeddoos. Het geluid dat Okki hoorde wordt steeds duidelijker en dan ineens zien ze vijf grote militaire toestellen die keurig in een ‘V’ vliegen. Toch maken die dat vreemde geluid niet want die vijf toestellen zijn veel te ver weg. Maar dan ineens.... O kijk nu eens!.... Een luchtschip! Okki heeft wel eens een luchtschip in een prentenboek gezien maar nog nooit een in 't echt. Hij springt op en roept tegen alle passagiers dat ze toch eens naar buiten moeten kijken. | |
[pagina 20]
| |
[pagina 21]
| |
Een tweedekker cirkelt steeds om het luchtschip. ‘O, wat is dat prachtig!’ roept Okki maar steeds. En hij klapt in zijn handjes van plezier. Hij loopt gauw naar de piloten en hij vraagt hun of ze het luchtschip ook gezien hebben. En gelukkig, vertellen ze Okki dat ze het ook zo prachtig vinden. De marconist vertelt dan, dat het vliegtuig waar Okki zelf in zit een groet gestuurd heeft naar het luchtschip en dat het luchtschip ook al een groet teruggestuurd heeft. Opeens wordt het erg donker. Het vliegtuig is in grijze wolken terecht gekomen. Niets is er buiten meer te zien. Okki gaat maar weer eens op verkenning uit. Hij kan nu eenmaal niet rustig blijven zitten. Hij gaat nu naar de achterkant van de vliegmachine. Door een deurtje komt hij in de bagageruimte. Behalve koffers, kisten en dozen, worden er door de vliegtuigen ook bloemen en dieren meegenomen. Een mooie rode papegaai schijnt het best naar zijn zin te hebben zo hoog in de lucht. Opeens hoort bij zijn naam noemen. Het is de stewardess die hem roept. ‘Okki, ik ga voor alle mensen wat lekkers klaarmaken, wil jij ook wal hebben?’ vraagt ze. Nou Okki lust wel wat! maar bij weet niet wat bij uit al die grappige hangende flessen zal kiezen. Maar opeens weet hij het. ‘Graag een glas oranje limonade!’ zegt hij. Wat is er veel heerlijks meegenomen. Bijna alle mensen willen wat anders hebben en alles wat ze vragen, is er ook. Het vliegtuig schommelt en schudt heen en weer. Het is nu zo donker geworden, dat de stewardess zelfs een lichtje nodig heeft. En Okki hoort dat een paar heren tegen elkaar zeggen, dat het slecht weer wordt. Okki kijkt naar buiten en ziet boe het weer veranderd is. Hij beeft ook zo lang nut de papagaai staan praten dat hij helemaal niet meer op het weer gelet heeft. | |
[pagina 22]
| |
[pagina 23]
| |
Plotseling klettert de regen tegen da raampjes en daar begint het ook al te onweren. Je kan het gerommel van de donder hoven het geraas van de motoren uithoren. Okki's plezier van het vliegen is er nu wel een beetje af. Een felle bliksemstraal schiet door de lucht. De mensen kijken elkaar angstig aan. Het onweer wordt erger. Okki vindt dat je met zulk weer toch maar beter op, dan boven de aarde kan zijn. Maar wacht eens! De piloot heeft Okki gewezen waar de parachutes liggen. Okki weet heel goed waarvoor die dienen. Als er gevaar is kun je de parachute omdoen. Als je dan uit het vliegtuig springt gaat de parachute open en kun je zwevende op de aarde terecht komen. Okki krijgt een idee en hij bedenkt gauw een plan om uit het vliegtuig te komen. Hij wacht netjes tot de stewardess met haar rug naar hem toestaat. Dan sluipt hij stilletjes naar de bergplaats van de parachutes en pakt de kleinste. Hij bindt hem netjes om en nu is hij in ieder geval veilig.... En dan opeens rukt hij het vliegtuigdeurtje open. Hij bedenkt zich geen seconde of hij de sprong wel zal wagen. En hij denkt er helemaal niet aan dat hij de passagiers in het vliegtuig een geweldige schrik bezorgt. En dan .... dan stort onze dappere Okki Hoessah zich in de donkere onweerswolken .... en zweeft regelrecht naar de naarde. Hoe lager Okki komt, hoe heler het weer wordt. Okki heeft er niets geen spijl van dat hij weer naar de aarde terug gaat. Hij heeft goed geluisterd toen de piloot hem vertelde hoe je moet doen als je met de parachute uil het vliegtuig springt. De piloot zei dat je je hand dan door de ring moest steken en naar heneden trekken. De parachute klapt dan boven je open en het is net of je aan een reuze parapluie hangt. Okki is wat blij dat bij zo goed geluisterd heeft en dat alles zo goed gelukt is. | |
[pagina 24]
| |
[pagina 25]
| |
Hij zweeft nog steeds in de lucht. Hij vindt het veel prettiger dan in het vliegtuig, hij kan nu alles beter zien dan voor de raampjes! Eindelijk komt hij uit de donkere wolken en hij ziet zelfs hier en daar op de aarde de zon schijnen. Wat is het prachtig beneden hem. Net een deken van kleurige lapjes. Die lichte streep is een rivier. Okki ziet het aan de boten. Okki is echt benieuwd waar hij terecht zal komen als hij zometeen op de aarde komt. ‘Als het maar niet op de vieze rokende schoorsteen van die gasfabriek is denkt hij angstig of verbeeld je in het water....’ Maar voorlopig zweed hij nog rustig verder. Hij komt echter al lager en lager. Maar wat vreemd, het lijkt wel dat de aarde naar hem toekomt inplaats dat Okki naar de aarde gaat. Langzamerhand kan hij de mensen en auto's onder zich onderscheiden. En nu kan hij ook al de honden en de kippen bij de huizen goed zien. Nu is hij er bijna ... nog even ... ja! hoera! Midden op een weiland komt Okki neer! Hij blijft zo zitten als hij terecht gekomen is. Hij kijkt nog even naar de lucht en de hoge wolken. Hij kan zich haast niet indenken dat hij daar vandaan gekomen is. Maar wat is hij vreselijk moe. Hij zou het liefst een beetje gaan slapen! Hij strekt de parachute naar zich toe. En rolt hij zich er helemaal in. Hij dekt zich helemaal toe en dan ... dan is hij meteen in slaap gevallen! Kleine dappere Okki Hoessah! Ik denk dat je je bezoek aan het vliegveld wel niet gauw zult vergeten. Wel te ruste! |
|