| |
| |
| |
Literatuuropgave
Deze literatuuropgave heeft tot doel om mensen die zich verder in onderwerpen uit de Friese literatuur willen verdiepen wegwijs te maken. Eerst volgt de vermelding van algemene werken, daarna wordt per hoofdstuk verwezen naar meer specifieke bronnen. Vanaf hoofdstuk 5 worden publicaties met primair werk doorgaans niet meer vermeld.
| |
Algemeen
De literatuuroverzichten van Dykstra en Oldenhof (1997) en Piebenga (1957) worden in hoofdstuk 1 gekarakteriseerd. Onmisbaar is het standaardwerk over de geschiedenis van de Friese beweging, Van der Schaaf (1977).
In het Nederlands kunnen genoemd worden het beknopt historisch overzicht van Steenmeijer-Wielenga (1999) en twee brochures uitgegeven door het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds, Literatuur (2001) en Vers 2(2004). Deze brochures bevatten ook een overzicht van Fries literair werk dat na 1945 werd vertaald in het Nederlands, Engels, Duits en Frans. Een algemeen overzicht van de poëziegeschiedenis geeft de inleiding in Oppewal en Boorsma (1994). Een overzicht van de poëzie in de periode 1880-1948 geeft Wadman (1949). Voortreffelijk is nog altijd de Encyclopedie van Friesland uit 1958, zie Brouwer e.a. (1958). Actueler maar ook veel subjectiever is Abma en Jansma (1975). Frieswijk e.a. (1998) is het meest recente handboek over de geschiedenis van Fryslân vanaf 1750; er bestaat eveneens een Friestalige editie van. Een lezenswaardige inleiding over verschillende aspecten van het Fries en het Stadsfries voor een breed publiek geeft Duijff (2002). Een breed overzicht van het gehele terrein der frisistiek biedt Munske e.a. (2001), dat gedeeltelijk in het Duits en gedeeltelijk in het Engels is gesteld. Een beknopt Duitstalig overzicht van de Friese literatuur is te vinden in Kindlers Literatuurlexicon: Krol (1992). Voor een Engelstalig overzicht van de ontwikkelingen na de oorlog: Oppewal (1994). Literaire interviews met naoorlogse schrijvers zijn te vinden in Mulder (1971), Boomsma (1976) en Te Biesebeek (1996).
Voor een presentatie van Friese poëzie in het Nederlands zie Wadman (1949), Oppewal en Boorsma (1994) en Bruinja en Hilarides (2004). Voor dito proza: De Jong (2000). Zowel proza, poëzie als essay biedt De tweede ronde (2002). Een oudere bloemlezing van vertaalde poëzie en proza is Terpstra (1987), dito maar dan in het Engels en het Duits: Oldenhof (1993b). Tweetalige poëziebloemlezingen in het Engels zijn Jellema (1985) en Jellema (1990).
In de loop der jaren zijn er een aantal ‘rigen’ (series) verschenen met primair en secundair werk op het gebied van de Friese literatuur. In de internetcatalogus van Tresoar zijn ze gemakkelijk te vinden met de zoeksleutel ‘woorden uit reeksvermelding’. Het zijn: Iduna-rige (negentiende eeuw), Holder-rige (twintigste eeuw), Fryske Klassiken (twee series uitgaven met in totaal 26 delen, 1992-2003), de serie schrijversprentenboeken Skriuwers yn byld, de serie Minsken en boeken en de serie Byskriften. De uitgavenseries van teksten uit het Oud- Fries en het Middelfries worden bij de literatuuropgave van hoofdstukken 2 en 3 besproken.
Een overzicht van alle belangrijke publicaties op het gebied van de Friese taal- en letterkunde geeft Breuker e.a. (1996). Op de website van Tresoar is biografische en bibliografische documentatie te vinden over Friese auteurs, onder andere met verwijzingen naar schrijverswebsites. De serie van 71 schrijversportretten die Jan Kalma in 2004 maakte in opdracht van Tresoar is er eveneens te vinden. Bijna alle Friese uitgevers, literaire tijdschriften, media en instellingen zijn op internet vertegenwoordigd. Daarnaast is de website www.wumkes.nl beschikbaar, een digitale handbibliotheek met de belangrijkste staandaard- en naslagwerken over de Friese cultuur- en literatuurgeschiedenis.
De bntl, de bibliografie van publicaties op het gebied van de Nederlandse taal- en letterkunde, heeft een Friese afdeling bftl die is te raadplegen op www.bntl.nl. Deze bibliografie beslaat nog niet alle tijdvakken. Ook de website van de Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren www.dbnl.org bevat informatie over de Friese literatuur. Voor een bibliografie van alles wat er in het Fries tot 1940 is uitgegeven, inclusief primair werk, zie Scholten (1941). Jelle van der Meulen, leraar Nederlands uit Castricum die geïnteresseerd raakte in de Friese literatuur, schrijft vanaf 1982 aanschafinformatie over Friese boeken voor het nbd/Biblion. Deze teksten zijn te vinden op http://home.tiscali.nl/~jmeulen/fries/.
| |
1 Het perk uitgezet
Een interessant artikel over kleine literatuur als object van literatuurwetenschap, en de positie van de Friese literatuur nu die na de oorlog ‘volwassen’ wordt genoemd, is te vinden in Brouwer (1989). Ideeën over de verhouding tussen Friese en Nederlandse literatuur worden verder uitgewerkt in Brouwer (2002a). Voor een aantal kritische vragen bij de Friese literatuurgeschiedschrijving zie Jensma (2005). De karakterisering van de Friese literatuur die Willem Winters geeft is te vinden in Winters (1999). In zijn artikel verwijst Winters naar de vergelijkbare verlegenheid om een antwoord te vinden op de vraag ‘Hoe Nederlands is de Nederlandse literatuur?’, aan de orde gesteld in Literatuur (1994) nr. 1. Een andere karakteristiek van de Friese literatuur wordt geschetst in Krol (1991). Voor het Noord-Fries wordt verwezen naar Munske e.a. (2001).
| |
| |
Riemersma kijkt in zijn proefschrift naar vijf criteria om de Friese literatuur te karakteriseren: (a) compleetheid, (b) de vraag of via het medium Fries de hele wereld wordt geannexeeerd, (c) de vraag of de Friese literatuur zich door vertalingen spiegelt en meet met andere literaturen, (d) de rol van de kritiek en (e) de houding van lezers ten opzichte van de Friese literatuur. Zijn conclusie is dat de Friese literatuur op een aantal uitzonderingen na nog altijd provinciaal is, dat wil zeggen bewust achterlopend bij de ontwikkeling in de grote steden; zie Riemersma (1984) p. 70-80.
Over de relatie tussen literatuur en beweging door de eeuwen heen zie Breuker (1981a). Over de componenten taal en geschiedenis in de opbouw van de Friese identiteit: Van der Kooi (1996). De discussie over de volledigheid van de Friese literatuur wordt behandeld in Poortinga (1965). Een aantal vragen en opmerkingen over de motieven om in het Fries te schrijven zijn geformuleerd in Feitsma (1975).
Voor een in memoriam over Jan Piebenga, zie Tamminga (1965), en een Nederlandstalig levensbericht, Tamminga (1969a). Tamminga uitte in 1978 zijn woede over het negatieve beeld van Piebenga's houding in het eerste oorlogsjaar in Zondergeld (1978) en kwam daar ruim twintig jaar later in zijn memoires nog een keer uitvoerig op terug, zie De Vries (1999). Wadman (1969) geeft op p. 144-161 zijn visie op Piebenga (persoon en werk). Over de tweede druk van Piebenga's literatuurgeschiedenis zie Wadman (1957).
In het geschiedenisboek van Piebenga werd net als in Zolang de wind van de wolken waait een afbeelding opgenomen van de eerste pagina van Druk. Bij Piebenga is de hoofdletter t echter mooi rood versierd. Deze versiering gaat terug op een artikel van J.G. Ottema uit 1859 over Druk. Die had daarin eveneens een afbeelding van de titelpagina van Druk opgenomen met een mooi versierde initiaal t. Die t was evenwel mooier gemaakt dan in werkelijkheid het geval was. Als voorbeeld was een wel bestaande versierde initiaal h gebruikt die vier pagina's verderop in Druk staat. Zie over deze ‘ghost’: Schouten (2001).
Voor uitgebreide krantenrecensies van de eerste druk van het ‘Lyts Hânboek’ zie Steenmeijer (1977) en Mulder (1977). Voor kritische voetnoten bij de tweede druk zie De Groot (1997a).
De hoofdzaken uit het laatste grote taalonderzoek in Fryslân zijn gepubliceerd in Gorter en Jonkman (1995). De gegevens van het tns-nipo onderzoek zijn gepubliceerd in Foekema (2004).
Riemersma (2002) geeft een eigenzinnige visie op meertaligheid in de Friese literatuur, waarin de auteur ook de streektalen betrekt. De citaten van Soepboer, Boersma en Feddema komen uit dezelfde publicatie, Twataligens (2002). Verder zie Claus (2005), Nauta (1999), De Vries (2001), Jongstra (1993) en voor Jager: De Goede (2002).
| |
2 Literatuur van recht en vrijheid
Belangrijke overzichtswerken
Munske e.a. (2001) gaat niet in op de letterkunde van de Oudfriese periode. Een bibliografische ingang tot de literatuur uit deze periode is te vinden in Bremmer (1992) (Analytical subject index, §13).
| |
1 Het oudste Fries
Voor een beknopte behandeling van het ontstaan van het Fries: Bremmer (1997).
| |
2 Runeninscripties, een dichter zonder gedicht en een wet
Over het Fries in Holland: Versloot (2003). Een beknopt overzicht van de Friese runeninschriften: Page (2001). Uitgebreid over hetzelfde onderwerp: Looijenga & Quak (1996). Van de Oudengelse Beowulf bestaat een vertaling in het Nieuwfries: Krol en Van der Zee (1984). Discussie over Bernlef als de mogelijke auteur van de Heliand: Veenbaas (1992), Klein (1992) en Hofstra (1992); zie ook Jansen (2001). Het standaardwerk over de Lex Frisionum is Siems (1980).
| |
3 Rechtsteksten als proto-literatuur
Een beknopt overzicht van de Oudfriese codices: Johnston (2001). Een inleiding tot de oudste Friese teksten biedt Bremmer (2004). Over de Oudfriese oorkonden: Vries (2001a). Over dichterlijke elementen in Oudfriese rechtsteksten gaat Borchling (1908), dat overigens als verouderd moet worden beschouwd; nieuwe inzichten zijn te vinden in Stanley (1984) en O'Donnell (1998). Over de beschrijving van de oneindigheid in de tijd zie Vries (1984).
Elf van de zestien Oudfriese codices en alle Oudfriese oorkonden zijn uitgegeven in de reeks Sipma e.a. (1927-1977); verscheidene codices zijn ook nog eens uitgegeven in de Duitse reeks Buma en Ebel (1963-1977), met hierin ook een vertaling. In deze beide reeksen worden verschillende uitgavemethoden gehanteerd: in het eerste geval de diplomatische, waarbij een zo precies mogelijke weergave van de originele tekst wordt beoogd, in het tweede geval de kritische, waarbij de tekst voor de lezer beter toegankelijk wordt gemaakt door een gedeeltelijke normalisering van de spelling, moderne interpunctie en hoofdlettergebruik en dergelijke, zie hierover verder Vries (1999).
De inhoud van Druk is sinds 2005 intergraal in facsimile te vinden op de website van Tresoar www.tresoar.nl in de rubriek Digitale tentoonstellingen. De verschillende theorieën over de plaats waar dit boek is gedrukt passeren de revu in Schouten (2001). Een uitgave van de belangrijkste Oudfriese teksten met Nederlandse en Nieuwfriese vertaling onder de titel Asega, is het dingtijd? verschijnt in 2007 bij uitgeverij Steven Sterk te Utrecht.
| |
| |
| |
4 Frieslands vrijheid en recht verheerlijkt
Algemeen over de Friese vrijheid: Van Lengen (2003), over het Oudfriese recht: Algra (2000). Over het ideologische aspect van de Oudfriese rechtsteksten: Johnston (1998). Voor een uitgebreide behandeling van het gedicht Fon alra Fresena fridome: Sipma (1947). De prozavertelling over de dertien asega's wordt geanalyseerd door: Birkhan (1999) en Noomen (2001). Uitgebreid over de verdringing van het Fries als schrijftaal door het Nederlands zie Vries (1993). Een biografische schets van Von Richthofen is te vinden in Kastl (2003). De Haan Hettema wordt traditioneel gezien als het zwarte schaap in de Friese intellectuele familie. In Brouwer (2002b) wordt hij in een positiever daglicht gesteld.
| |
3 Literatuur voor liefhebbers
Belangrijke overzichtswerken en tekstedities
Korte overzichten van taal en literatuur uit de periode zijn er van Feitsma (2001), van geschiedenis van Vries (2001b) en van taal- en literatuurstudie van Bremmer (2001). Breuker en Janse (1997b) beschrijven de Friese cultuur in het perspectief van de tegenstelling Holland- Fryslân. Zie voor Fries-nationale aspecten nog Breuker (1994b). Informatief, boeiend en uitstekend via registers ontsloten zijn nog steeds de kleine tweehonderd opstellen van Wumkes (1926, 1932 en 1943) over boeken, thema's en auteurs van literair werk uit Fryslân, of ze nu geschreven is in Latijn, Nederlands of Fries. Samenvattend over Nederlandstalige literatuur in Fryslân Spies (2000) en over Latijnse Van Tuinen (1992).
Van de grotere teksten uit deze periode bestaan vaak zowel uitgaven in de serie Estrikken van het Frysk Ynstitút van de rug als in de Magnus-rige van de Fryske Akademy te Leeuwarden. Kleinere teksten staan meestal alleen in de Estrikken. Die serie bevat alle Fries van ca. 1550 tot 1800 dat niet in uitgaven of heruitgaven beschikbaar is. Voor zover het niet om teksten gaat die als een afzonderlijk deel in de serie zijn verschenen, betreft het de delen xv (zeventiende-eeuws), xx, xxi, xxii en xxiii (achttiende-eeuws; uitgegeven door A. Feitsma), twee delen aanvullingen: xlv (zeventiende- en achttiende-eeuws; uitgegeven door J. van der Kooi), een nog te verschijnen deel (ca. 1550-1800; uit te geven door Philippus Breuker) en een thematisch deel lxviii van almanakliteratuur (uitgegeven door Oebele Vries, met een inleiding van Ph.H. Breuker). Hierin staan veel teksten van Douwe Simonides en andere uit de tijd rond 1800.
Er zijn belangrijke verschillen tussen beide series. In de Estrikken worden varianten opgegeven en gaat aan de tekstuitgave vaak een geschiedenis van de tekstoverlevering vooraf, in de Magnus-rige is de inleiding literair-historisch van aard en volgt op de tekst woordverklaring. De vermelding van tekstuitgaven in deze bibliografie is beperkt tot werk dat niet in een van deze beide series is verschenen. Ze zijn te vinden op de naam van de oorspronkelijke auteur, en betreffen voor zover niet verderop genoemd: Althuysen (1755), Bogerman (1542, 1551), Scheltema (1823) en Starter (1621). Een tekstuitgave is ook Onze Vader (1597). Een royale bloemlezing van meest kleinere teksten uit deze periode geeft Galama (1977).
| |
1 De pioniers
Zie voor de filologie van het Humanisme Van der Kuip (2003; met uitgave van de Burmania-spreekwoorden), voor Siccama nog in het bijzonder Dekker (2001), en voor de geschiedbeoefening Bergsma e.a. (1994). Over het gebruik van Fries als boerse taal vergelijk Görlach (1991), maar zie ook Breuker en Janse (1997b) en voor de termen Fries, boers en plat: Feitsma en Meijering (1978a en 1978b) en Van der Molen (1985). Engelse toneelspelers behandelt Riewald (1984). Over Starter is Brouwer (1940) nog steeds het standaardwerk, maar zie nu ook Bostoen (2001) met een verassende verbinding naar Haver- Schmidt. Over het sluiten van Och mochtet rijsen handelt Breuker (1984). Algra (1987) geeft een overzicht van het Collegium musicorum. Zie voor Wellens en Olivier in Fryslân Breuker (1985).
| |
2 Gysbert Japix
Voor edities van zijn werk: Gysbert Japix (1821/3; 1948; 1952; 1966; 1989). Een rijk geïllustreerd overzicht in kort bestek van leven en werk geven Krol e.a. (2003), een royale bloemlezing met vertalingen in Nederlands en hedendaags Fries: Breuker e.a. (2003a); een heruitgave van de liederen: Smilde (2003). Voor een vertaling van de Friesche Rymlerye (1668, met uitzondering van de psalmen) in het Frans, uitgegeven bij Gallimard in de reeks L'aube des peuples, zie Gysbert Japix (1994). Grondleggend over leven, werk en receptie is Breuker (1989); over melodiekeuze gaat Grijp (2004), over de retorische passie van ‘Tjesckmoar’ Breuker (1994a) en over ‘Paris forlittende Enone’ als herdersklacht Van Marion (2004). Een Nederlandse vertaling van ‘Tjesckmoar’ gaf Bilderdijk: ‘Grootmoeders klacht’, zie Bilderdijk (1859). Zie voor Junius: Van Romburgh (2001). Nadere Reformatie en gereformeerd piëtisme in Fryslân zijn onderwerp van studie in Breuker (2001a) en Op 't Hof (2004).
| |
3 Hof en Academie
Een veelzijdige oriëntatie in de betekenis van de Nassaus en hun hof, met name in Fryslân, geven Groenveld e.a. (2003). Over het spel om de macht gaat Janssen (2005), over hofcultuur Breuker (1996) en (2003b). Moser (2004) behandelt het Nederlandstalige literaire werk van Haring van Harinxma, de auteur van de eerste Nederlandse roman.
| |
| |
Grijp (1997) zet het hier aan hem toegeschreven soldatenlied in zijn literaire context. Over vrouwelijke kunstenaars en hun kringen in zeventiendeeeuws Fryslân en Groningen gaat Breuker (2002b), en zij krijgen met die uit de achttiende eeuw ook veel aandacht in De Jeu (2003). Over Brongersma nog speciaal Jensen (1997). De Franeker Academie wordt veelzijdig belicht door Jensma e.a (1985). Onder de duizenden academische publicaties uit Franeker die Postma en Van Sluis (1995) beschreven hebben zijn ook de Friestalige gelegenheidsgedichten. Over de richtingenstrijd naar aanleiding van het werk van Jan Althuysen hoopt de auteur nog te publiceren.
| |
4 Almanakken
Zie over almanakken het standaardwerk van Salman (1997), die veel aandacht aan Friese almanakken geeft, over Friese nog in het bijzonder Breuker (2002a). Baardt als Nederlandstalig auteur wordt behandeld door Spies (2001).
| |
5 Liefhebberij op rijm voor kleine kring
Over Hilarides als filoloog is er het breed opgezette werk van Feitsma e.a. (1965/6).
| |
6 Verlicht elan na 1770
Het Makkumer dichtgenootschap wordt behandeld door Breuker (2000). Over Eelke Meinerts schrijft Vries (1976), over Feike van der Ploeg: Breuker (1986), beiden in hoofdzaak biografisch. Over de poëticale opvattingen van Cynthia Lenige: Van der Kloet (2005). Feitsma (1979) bespreekt de kwestie rond de voertaal in het lager onderwijs, Breuker (1980a) noemt aanvullend een paar voorstanders van Fries op school.
| |
7 Nationaal-historische verbeelding
Over de invloed van Jacob Grimms oproep op het ontstaan van Scheltema's volksverhalen gaat Breuker (1999), over het verband met het veranderend karakter van de Franeker Academie Breuker (2001b).
| |
4 Meer literatuur voor meer mensen
2 Begrenzing van het tijdperk en overzicht
Over het culturele klimaat in Fryslân in het begin van de negentiende eeuw zie Breuker (2001b). De oprichting van het Friesch Genootschap is uitvoerig belicht in Jensma (2002) en Breuker (1980b), waarin ook het Friesch Jierboeckjen wordt behandeld. Meer gedetailleerd is het Jierboeckjen beschreven in Breuker (1981b). In hetzelfde, aan de tijdschriften gewijde, nummer van het wetenschappelijk tijdschrift van de Fryske Akademy werd For hûs en hiem beschreven in Steenmeijer-Wielenga (1981).
| |
3 De kwestie van de Friese identiteit
Over de vraag of de Friese identiteit een historisch gegeven is of een negentiende-eeuwse constructie, is veel discussie geweest. Diverse standpunten zijn te vinden in Breuker en Janse (1997b), Brouwer (1998), Jensma (1998) en Jensma (2005). Het gedicht van Rinse Posthumus is met een vertaling in het Nederlands te vinden in Oppewal en Boorsma (1994). Hetzelfde geldt voor het gedicht van Harmen Sytstra. Alle gedichten van Troelstra uit Troelstra en Sytstra (1881) zijn opgenomen in Troelstra (1981). ‘Lof des vaderlands’ van A.C.W. Staring is te vinden in Elring (1909); het citaat van Coolen staat in Terpstra (1987), p. 124, en het citaat van Van Lennep staat in Breuker en Janse (1997a), p. 52.
| |
4 De Romantiek
Teksten uit de eerste periode van de Nieuwfriese letterkunde biedt Poortinga (1981).
Een onderverdeling van de romantiek is bijvoorbeeld te vinden in Dykstra en Oldenhof (1997). Het onderzoek naar Iduna is gepubliceerd in Gezelle Meerburg (2001). Aan deze studie zijn ook de termen ‘minor romanticism’ en ‘biedermeierlich’ ontleend. Onderzoek naar vertalingen in het Fries deed Klaes Dykstra. Zijn bevindingen publiceerde hij in zijn proefschrift, Dykstra (1962).
| |
5 De gebundelde kracht van de gebroeders Halbertsma
De vergelijking tussen de opbloei in de jaren twintig en die in de jaren tachtig van de negentiende eeuw is gebaseerd op uitspraken van Sytstra (1938).
Een goed overzicht van leven en werk van de gebroeders Halbertsma is te vinden in de uitgave van de Rimen en Teltsjes (1993) in de reeks Fryske Klassiken. Oudere publicaties zijn te vinden via Halbertsma e.a. (1969). Voor een eerste verkenning kan het ‘schrijversprentenboek’ dienen uit de reeks ‘Skriuwers yn byld’.
De zogenaamde ‘centsprenten’ zijn beschreven in Breuker en Boerma (1997).
Teksten van de Halbertsma's zijn (naast die in de negentiende-eeuwse uitgaven) te vinden in Halbertsma (1993), Kalma (1969) en Kalma en Poortinga (1971).Wie een indruk wil hebben van de eerste uitgave van De Lape Koer fen Gabe Skroor en niet een van de tweehonderd oorspronkelijke exemplaren in handen weet te krijgen, kan zich behelpen met de facsimileuitgave van 1978.
Vertalingen in het Nederlands van (delen van) de Rimen en Teltsjes zijn te vinden in Halbertsma (1841), (1860), (1963) en (1968). Over de illustraties in de Rimen en Teltsjes is een en ander geschreven in het overzichtswerk over Ids Wiersma: Kalma (1978). Het gedicht van Obe Postma is te vinden in Postma (2005).
Postma's opmerking over de Camera Obscura staat in Tamminga (1953).
| |
| |
| |
6 Geleerde heren en de oprichting van het Fries Genootschap
Over de geschiedenis van het Fries Genootschap zie Frieswijk e.a. (2002).
| |
7 Schrijvende schoolmeesters en de oprichting van het Selskip 1844
Over de oprichting en de geschiedenis van het Selskip foar Fryske Taal- en Skriftekennisse is geschreven in Tinkboek (1949). Om iets te proeven van de sfeer, waarin men tot de oprichting van het Selskip kwam, is het aardig de correspondentie van de initiatiefnemers te lezen, zoals die is uitgegeven in Brouwer en Kalma (1962). Het archief van de vereniging berust op Tresoar. Jensma (1998) geeft interessante informatie over de maatschappelijke achtergrond van de leden van het Fries Genootschap en het Selskip 1844.
| |
8 Een romantische idealist: Harmen Sytstra
Een beperkte bloemlezing uit Sytstra's proza en poëzie zie Sytstra (1948). Biografische gegevens zijn te vinden in inleidingen bij heruitgaven van Sytstra's werk, Sytstra (1867) en Sytstra (1894) en het hierboven genoemde Sytstra (1948). Douwe Kalma schreef over diens pioniersrol in de Friese beweging en over leven en werk van Sytstra in respectievelijk Kalma (1930) en (1962). In Sipma en Kalma (1918) worden door verschillende auteurs diverse aspecten van de persoonlijkheid van Sytstra belicht.
| |
9 Multatuli op Friese schaal: Hjerre Gjerrits van der Veen
Voor een moderne uitgave van Uwnk in lok Hansma (1986). Zie voor het leven en het overige werk van Hansma: Van Haersma Buma-van Werkum (1993). Onmisbaar voor de kennis van Van der Veen is de dissertatie van Anne Wadman, Wadman (1955).
| |
10 De kampioen van het realisme: Waling Dykstra
Een uitgebreide biografie en bibliografie van Dykstra is te vinden in Dykstra (1949a). Ter gelegenheid van de honderdvijftigste geboortedag verschenen een bundel opstellen Dam e.a. (1971) en een aantal verhalen uitgegeven door en met een inleiding en aantekeningen van Poortinga in Dykstra (1971). In Dykstra (1953) beleefde De Fryske Thyl Ulespegel zijn vijfde druk. Een bloemlezing uit het vroege werk is verzameld in Dykstra (1949b). Een bibliografie van werk van Waling Dykstra is opgenomen in Dykstra (1949a); in de Waling Dykstra-bibliografy, Kalma en Sybrandy (1970), gaat het om artikelen over de schrijver, de brieven van en aan hem en over de handschriften die op Tresoar (vroeger op de Provinsjale Biblioteek) berusten.
| |
11 Een kleurrijke persoonlijkheid: Tsjibbe Gearts van der Meulen
Een overzicht van leven en werk van Van der Meulen is te vinden in Dam e.a. (1974), waarin ook artikelen staan over diverse aspecten van de persoonlijkheid van de schrijver. In Van der Meulen (1974) zijn een aantal verhalen toegankelijk gemaakt.
| |
13 Poëzie in de negentiende eeuw
Het gedicht ‘Op Anna's dea’ is met een vertaling in het Nederlands te vinden in Oppewal en Boorsma (1994). Datzelfde geldt voor ‘De âlde Friezen’. De tekst in de bewerking van Jacobus van Loon die sinds 1875 als Fries volkslied gezongen wordt, is te vinden in Breuker (2001c) en in de diverse liederenboeken, zoals Van Loon en De Boer (1876) en in Fryslân sjongt: Wurkgroep (2000). Meer informatie over het volkslied geeft Breuker (2001c).
Over leven en werk van Salverda schreef J. Knol in de inleiding van zijn uitgave van het verzameld dichtwerk, Salverda (1977). Het gedicht ‘Op it ôfstjerren fan ús twa berntsjes Piter en Willem’ is opgenomen in Oppewal en Boorsma (1994). De biografische schets van de hand van Joast Halbertsma staat in Halbertsma (1971). De later teruggevonden papieren van de dichter berusten op Tresoar.
Het verzameld dichtwerk van Windsma, toegelicht door D.A. Tamminga, is te vinden in Windsma (1981).
Nadere bestudering van het werk van Rinse Posthumus is mogelijk dankzij de bibliografie van J.J. Kalma in Kalma (1980). De vertaling van The Tempest van Shakespeare is uitgegeven in Posthumus (1958). Een biografische schets van Posthumus werd opgenomen in Wumkes (1926). Over de plaats van Posthumus in de culturele kring van Dongeradeel schreef Breuker (2005). Een uitputtende behandeling kregen leven en werk van L.C. Murray Bakker in de dissertatie van Faber (2003) en in Jensma (2015).
| |
14 Vernieuwing in de poëzie
Over Troelstra als Fries dichter schreef J.B. Schepers, de uit Grou afkomstige neerlandicus, die zowel in het Fries als in het Nederlands naam maakte als dichter: Schepers (1925). In Troelstra (1981) is zowel een chronologisch overzicht van de levensfeiten van de hand van J.J. Kalma als een literair-historische inleiding van K. Dykstra toegevoegd. Over zijn ontwikkeling als mens, dichter en politicus deelde Troelstra zelf zijn gedachten mee in Troelstra (1927-1931).
| |
5 In de vaart der volkeren
Belangrijke overzichtswerken
Naast de hierboven bij Algemeen reeds genoemde werken, is Zondergeld (1978) met zeer veel gedetailleerde informatie over de geschiedenis van de Friese beweging van 1915-1945 van groot belang. Veel over de opkomst van jeugdbewegingen vindt men in Harmsen (1961). Andere dan de Friese naar (grotere culturele) autonomie strevende taal- | |
| |
minderheden rond 1914 worden beschreven in Wohl (1979). Veel literairhistorische informatie, biografische gegevens en anekdotes over de schrijvers die in dit hoofdstuk behandeld worden, treft men aan in Wadman (1949), Tamminga (1981), Dam (1991), Dam (2002) en Sijens (2004). Een overzicht over de Friese literatuur in de jaren twintig biedt Dam (1977). Van de op blz. 345 genoemde reeks Skriuwers yn byld zijn voor dit hoofdstuk de delen over Kalma, Postma, Schurer en Tamminga van belang. Onmisbaar voor gedegen bibliografische informatie over de Friese taal- en letterkunde tot 1940 is nog altijd Scholten (1941).
| |
1 Buitenfriezen, Christenfriezen en Jongfriezen
Hof (1940-1942) vertelt veel over het ontstaan van het Boun Jong Fryslân. De oprichting van het Kristlik Frysk Selskip en de persoon Sipke Huismans worden beschreven in Huismans (1927), Tinkboek (1933), Wumkes (1949), Tinkboek (1958) en Kalma en Oldenhof (1983). Voor de geschiedenis van de organisaties waarin Friezen die buiten Fryslân woonden zich verenigden, zie Uden Masman (1948). Over dadaïsme, avant-gardisme in Fryslân vindt men literatuur bij Heite (1971), Krol (1994) en Krol (2000). Het citaat van Gerbrandus Piekema staat in Piekema (1924). Een korte analyse van opkomende nationale bewegingen geeft Kramer (1992). De relatie van Douwe Kalma met Groot-Brittannië wordt beschreven in Krol (1994b). De verwijzing naar J.P. Wiersma's roman kan men vinden in Wiersma (2001), p. 602. Poortinga (1965) gaat in op de verschillen van inzicht tussen Douwe Kalma en Jan Jelles Hof. Het drietal Jongfriezen Jousma, Kalma en Sybesma komt onder andere aan de orde in Trije (1996).
| |
2 Nieuwe tijdschriften en boekenreeksen
Het citaat van Schurer vindt men op p. 18 in Oantins (1954). In kort bestek, maar meer in het algemeen wordt over Frisia en ook over de De Holder geschreven in Krol (2000) en Krol en Wytsma (2004). Over met name De Holder is veel gepubliceerd, onder andere in Postma (1960), Brouwer (1976), Karstkarel (1979), Dam (1981) en Jansen (1983). De geschiedenis van Yn ús eigen tael is beschreven in Knol (1981), terwijl Stienstra (1981) een chronologische lijst geeft van alle tot dan toe verschenen Friese periodieken. Over het ontstaan van De Fryske Bibleteek worden in Zwart (1965) herinneringen opgehaald. Janzen en Dam (1984) geven met betrekking tot die vereniging concrete cijfers en beschrijven kort de geschiedenis. Uitgebreider is de wording en groei van de Kristlik Fryske Folksbibleteek opgetekend, zie Tinkboek (1984).
| |
3 Obe Postma
Na Gysbert Japix is Obe Postma de Friese dichter over wie het meest gepubliceerd is. De nieuwste editie van zijn verzamelde gedichten, Postma (2005), geeft in de introductie tot Postma's werk uitvoerige bibliografische verwijzingen. Naast de vertalingen die in dit hoofdstuk zijn genoemd, kan ook nog melding worden gemaakt van vertalingen van zijn werk die in het Duits verschenen in Postma en Hettinga (1998). De citaten in dit hoofdstuk zijn ontleend aan 't Hart (1979), p. 68 en Sleutelaar (1983).
| |
4 De opkomst van de Friese roman
Over de Friese roman tot en met de Tweede Wereldoorlog vindt men veel bij Riemersma (1984) en Riemersma (1996). De nawoorden die men in de reeks Fryske Klassiken aantreft, bieden veel gegevens en inzicht met betrekking tot de afzonderlijke schrijvers. Ook Tekst en útlis (1970-1996), met losbladige literatuurlessen over de in dit hoofdstuk genoemde auteurs, geeft veel informatie. Over Brolsma verscheen de biografie van Sijens (2001). De citaten uit de kadertekst over Kloosterman en Kiestra vindt men in Wumkes (1949), p. 345-346 en Wadman (1963), p. 103.
| |
5 Het kortere proza
Riemersma (1977) gaat specifiek in op het korte verhaal in de Friese literatuur. De hier behandelde korte-verhalenschrijvers komen afzonderlijk onder andere aan de orde in Baersma (1925), Sybesma (1978), Pollema (2000) en Van Houten (1994). Het citaat over de ‘schets’ is ontleend aan Riemersma (1965), p. 397.
| |
6 Poëzie
Over Kalma vindt men veel in Buma (1972) en Kalma (1996). De typering van Kalma treft men aan bij Huizinga (1922), p. 209. Het verhaal over de sonnet als fuik wordt beschreven door Dam (1975) en Tamminga (1981). Briefwiksel (1976) bevat de correspondentie tussen Douwe Kalma en Simke Kloosterman. Over leven en werk van Simke Kloosterman raadplege men ook Wumkes (1979). In Trije (1996) komen de dichters Kalma, Sybesma en Jousma aan de orde. In Schurer (1969) en Schurer (1998) vindt men de autobiografie van de dichter respectievelijk in het Nederlands en het Fries. Schurer (1975) biedt een inleiding over zijn leven en werk, terwijl Algra e.a. (1998) met name de muzikale kant van Schurer belicht. Over Schurers werk voor de cdu wordt men geïnformeerd bij Langeveld (1988) en over zijn vriendschap met Buskes bij De Jongh (1998). De dichter Kiestra wordt onder andere behandeld in Kiestra (1982) en Kiestra (2005). Jousma wordt geïntroduceerd in Jousma (1985). Een analyse van de poëzie uit de jaren dertig biedt Van der Kuip (1987). Vertalingen van gedichten van Tamminga vindt men in Tamminga (1999), terwijl Van der Meer (1980) een uitgebreide bespreking geeft van diens werk. Tamminga's herinneringen aan zijn leven en werk zijn beschreven in De Vries (1999).
| |
7 Essayistiek
Over Folkertsma vindt men studies, polemieken en beschouwingen in De Jong (1965 en 1966), De Haan (1970), Bouma (1983), Nota (1985) en Brouwer (2001). De genoemde bespreking van Eachweiding staat in Wadman (1951).
| |
| |
| |
8 Vertalingen
Dit stuk is met name gebaseerd op Krol (2001). Overzichten met vertalingen in het Fries vindt men bij Dijkstra (1962), met zowel vertalingen in als uit het Fries bij Heeres (2001). Over de Friese bijbelvertaling van 1943 schrijven Folkertsma en Bonga (1945) en Kalma en Oldenhof (1983).
| |
9 Friese literatuur en de Tweede Wereldoorlog
Naast algemene werken zoals die van Van der Schaaf (1977), Zondergeld (1978), Keizer (1990), Venema (1990) en Huizinga (1996) die nog altijd van groot belang blijken, zijn ook de deelstudies die te vinden zijn in Boltendal (1985), Janzen (1986), Oarloch (1995), Frieswijk (1995, 1998a en 1998b) en Sijens (2004) de onmisbare bouwstenen voor deze paragraaf geweest.
| |
6 ‘De binding verbroken’
Belangrijke overzichtswerken
Over de periode 1945-1968 in het bijzonder Gezelle Meerburg (1997b) en Gezelle Meerburg in Munske e.a. (2001). Deze artikels verwijzen ook naar literatuur die geschikt is voor verdere studie.
| |
1 Het literaire leven na de bevrijding
Er is geen omvattende studie gemaakt van het Friese literaire leven na de bevrijding. Belangstellenden worden verwezen naar de overzichten in Brouwer e.a. (1958), Poortinga (1965), Poortinga (1970) en Smit (1968). Een aardig beeld van het literaire klimaat in de jaren vijftig geeft Wadman (1969). Anne Wadmans kritieken zijn gebundeld in Wadman (1951), (1986) en (1994). Over literatuur en beweging zie Breuker (1981a) en Brouwer (1989). Over het Suriname-nummer van De Tsjerne: Brouwer (2003). Over de literaire prijzen van de provincie: Steenmeijer-Wielenga (1997).
| |
2 De naoorlogse poëzie tot de opkomst van de experimentelen
Over de verschillende ‘selskippen’, zie Gezelle Meerburg in Munske e.a. (2001).
Boomsma (1998) geeft een Nederlandstalig overzicht van de gebeurtenissen rond kneppelfreed, zie ook: www.kneppelfreed.nl. Van belangrijke schrijvers als Schurer en Tamminga zijn schrijversprentenboeken, memoires, verzamelde werken of bloemlezingen met Nederlandse vertalingen. De bloemlezing Wadman (1949) geeft een beeld van de productie van de Reiddomp-dichters. Over het ‘Europees niveau’ dat veel naoorlogse schrijvers nastreefden, zie Gezelle Meerburg (1997a). Mous (2005) geeft een prachtig overzicht van beeldende kunst in de publieke ruimte in Fryslân vanaf 1945. Daarin ook meer informatie over het beeld van Schurer door Guus Helligers.
| |
3 De Tsjerne en Quatrebras tussen 1953 en 1965
Over de zuivering zie Zondergeld (1978), Van der Schaaf (1977), Frieswijk (1995a, 1995b). Ook Nederlandse auteurs schreven over de zuivering in Fryslân, zoals Calis (1989, 1993) en Venema (1990). Knol (1971) heeft de interessantste recensies uit De Tsjerne 1946-1968 bij elkaar gebracht. Over De Tsjerne ook Van der Ploeg (1996). Over de geschiedenis van Quatrebras: De Jong (1993). Over de kwestie Bauke de Jong vs. Folkertsma zie de inleiding in Nauta (1999). Een terugblik door een van de betrokkenen bij de fusieperikelen is Riemersma (1996). Van Hjir verscheen een speciaal Jan Wybenganummer (nr. 4/5 1992). Over Hessel Miedema: Bruinsma (2004a). Over Ella Wassenaer en andere dichteressen zie Knol (1993). Voor een uitgebreide bespreking van het verzamelde werk van Tiny Mulder zie Wind (2002). Een pleit voor een herinterpretatie van het werk van Tsjits Peanstra tegen de achtergrond van de vrouwelijke creativiteit geeft Soepboer (2005). Over het werk van Durk van der Ploeg zie de verzamelbundel Knol (2005). Over Rely Jorritsma en zijn prijs: Boomsma (1976), Steenmeijer-Wielenga (1993) en De Haan (1994).
| |
4 Het proza in de eerste twee decennia na de oorlog
Riemersma (1977) is een studie over het korte verhaal in Fryslân. Hoekstra (1998) is een dissertatie over het werk van Ypk fan der Fear. Van der Kooi (1984), Jaarsma (1987), Van der Kooi en Gezelle Meerburg (1990) schrijven over volksverhalen in Fryslân.
| |
5 De volksschrijvers en de literaire kritiek
De geschiedenis van de kffb is te vinden in Riemersma (1992) en in een gedenkboek van de vereniging, Tinkboek (1984). Over de literaire kritiek in de jaren zestig zie Gezelle Meerburg (1997b).
| |
6 De vernieuwing van het proza in de jaren zestig: modern proza
Gezelle Meerburg (1997a) en (1997b) gaan in op de romanvernieuwing in de jaren zestig. Herinneringen aan Rink van der Velde zijn te vinden in De Groot (2003). Over de receptie van Van der Veldes romans gaat Oldenhof (1982). Over het werk van Riemersma: Veenbaas (2003).
De ingezonden brief van 23 oktober 1964 is ondertekend met ‘J. de V.’ Het is heel wel mogelijk dat een redacteur van de Leeuwarder Courant deze zelf heeft geschreven. Het kwam tot in de jaren zeventig voor dat op die manier reacties van de lezers werden uitgelokt (zie Broersma (2002) p. 428).
| |
7 Nieuw: Trotwaer, It Skriuwersboun en de Koperative Utjowerij
Voor de geschiedenis van de ku: Sijens en Van der Veer (1995), en van It Skriuwersboun: Hiddema en Bangma (1994). Voor de geschiedenis
| |
| |
van de Leeuwarder Courant zie Broersma (2002). Een kritisch overzicht van de discussie over de Fryske Klassiken geeft Bilker (1994).
| |
7 De bezem door de verzen
Voor een volledig overzicht van het werk van de besproken dichters en van recensies daarvan wordt verwezen naar Breuker e.a. (1996), de (internet) catalogus van Tresoar en de bftl (blz. 345). De vertalingen van de dichtfragmenten zijn van Harmen Wind, behalve waar het anders is aangegeven. De titel van het hoofdstuk is ontleend aan het gedicht ‘Mei Schwitters troch it Stedelik’ in Bruinja (2001):
It is hjir stoffich Tsead
Het is hier stoffig Tsead
| |
Belangrijke overzichtswerken
Over de ontwikkelingen binnen de moderne poëzie in Nederland na de Tweede Wereldoorlog: Fokkema (1999), Fens (1973) en Goedegebuure (1993). Over ontwikkelingen in de Friese poëzie zie de eerder genoemde algemene werken. Over periodiseren: Van Stralen (1997). Een verzameling kritieken over de poëzie van Tsjêbbe Hettinga, Wilco Berga, Josse de Haan, Baukje Wytsma, Daniël Daen, Jacobus Quiryn Smink, Sybe Krol, Harmen Wind en Piter Boersma geeft Tromp (1998).
| |
1 De straat op - Trotwaer
De vertaling van het gedicht van Meindert Bylsma op de poëziekaart is van Teake Oppewal uit de Spiegel van de Friese poëzie. Over de voorgeschiedenis: Smit (1968) en Van der Ploeg (1968). Over poëzie in Carré: Goedegebuure (1993) en De Haan (1969). Over A-wyt: Tamminga (1967). De crisisbijeenkomst in 1968 komt ter sprake in Popma (2005). Het eerste jaar van Trotwaer komt aan de orde in Van der Zwaag (1969). Een reactie op Bauke de Jongs stuk tegen Van der Ploeg geeft Riemersma (1969). De ‘reboeljegearkomste’ van 1969 komt aan de orde in De Jong (1993) en De Groot (1997a). Over Operaesje Fers: Van der Zwaag (1983) en Wybenga (1983) met een kritische reactie daarop. Over het dichtwerk van Berber van der Geest handelt Gezelle Meerburg (2002). Over Te fûnling van Willem Abma: De Haan (2001). Over het recente werk van Bartle Laverman gaan Hettinga (2000) en Palma (2004b). Over Friese beweging en literatuur: Laverman (1972). Over het eerdere werk van Eppie Dam zie Van der Hoek (1987).
| |
2 Hjir - de tegenhanger
Over de literaire tijdschriften in de jaren zeventig Breuker (1978), De Groot (1997a) en De Jong (1993). Over het ontstaan van Hjir: Boersma (1994). Over Trotwaer: Abma (1993) en Krol (1993). Over ontwikkelingen in de poëzie van 1965 tot 1975: Abma (1985); en dito van 1975-1984: Boorsma (1985). Over de literaire kritiek in Trotwaer aan het eind van de jaren zeventig: Abma (1977), Redactie Trotwaer (1978) en Dam (1980). De literaire kritiek in Hjir wordt behandeld in Oldenhof (1986). De poëzie van Tsjêbbe Hettinga is na 1993 breed gerecipieerd. De dichter zelf geeft een visie op zijn inspiratiebronnen en zijn verhouding tot het werk van Jorge Luis Borges, in het licht van zijn afnemend gezichtsvermogen, in Hettinga (2001). Over de poëzie van Piter Boersma: Oldenhof (1993a), speciaal over zijn laatste bundel: De Jong (2003). Over het werk van Jacobus Smink: Wiersma (1992) en Kooistra (1996).
| |
3 De tijdschriften vanaf 1977
Over de problemen in de Trotwaerredactie zie onder andere Feitsma (1982, 1983), Krol (1993) en de inleiding van Oppewal en Boorsma (1994). Over de fusieplannen van de tijdschriften: Spoelstra (1994).
| |
4 Debutanten in de jaren tachtig
De receptie van het werk van vrouwelijke Friese dichters is het onderwerp van Knol (1993). De redactie van Trotwaer belegde een bijeenkomst met critici van het werk van Baukje Wytsma over de verschillen in waardering voor haar werk en deed daarvan verslag, zie Redactie Trotwaer (1989). Over het werk van Margryt Poortstra handelt Kooistra (1994). Een totaalbeeld van haar werk geeft Kingma (2002). De ontwikkelingen in de poëzie van 1985 tot 2000 worden behandeld in Yedema (2000).
| |
5 De jaren negentig
Over de eerste twee bundels van Wilco Berga: Yedema (1993). Over het gehele oeuvre van Berga zie Steenmeijer-Wielenga (2005). Over het werk van Cornelis van der Wal: De Haan (2004). Over het debuut van Eeltsje Hettinga zie Breuker (1998) en Ekkers (2000), over zijn tweede bundel zie De Vries (2003). Over het werk van Albertina Soepboer: Van der Ploeg (2000) en Reitsma (2002).
| |
6 De nieuwe eeuw
De vertaling onder de afbeelding van Wijnaldum is van Jabik Veenbaas uit Droom in blauwe regenjas. Een interview met de redactieleden van Farsk - Jetske Bilker, Marc Kooij, Albertina Soepboer, Abe de Vries - is te vinden in Bruinsma (2004b). Over de tweede bundel van Tsead Bruinja zie
| |
| |
Boomsma (2002) en Wind (2002). Over het debuut van Arjan Hut: Palma (2004a), over dat van Abe de Vries: Veenstra (2002) en over dat van Elmar Kuiper: De Vries (2004).
| |
7 Dichten als liefhebberij: amateurdichters
Over volksdichters tot 1945 zie de inleiding in Terpstra (1945) en de discussie in de briefwisseling tussen Piter Terpstra en Anne Wadman uit 1944-1945 in Terpstra en Wadman (1989). Over de ‘Lyrische Courant’: Van der Ploeg (1979) en de inleiding uit Eerste keur (1975)
| |
8 Canonisering
Zie over dit onderwerp Knol (1993). Scherpe kritiek op Knols stelling dat de Friese literatuur geen canon zou hebben geven Bilker en Gezelle Meerburg (1993).
| |
9 Dichtkunst en muziek
Een algemeen overzicht van het muziekleven in Fryslân door de eeuwen heen geeft Algra e.a. (1996). Een algemeen beeld van de popmuziek in Fryslân geeft Van der Leest en Nauta (1999). Over dichtkunst en muziek, zie de inleiding in Oosterhaven (2005).
| |
10 De grenzen over
Over postmodernisme: Fokkema (1999), De Vries (2004). De uitspraak van Hessel Miedema komt uit Bruinsma (2004).
| |
8 Experiment versus psychologie
2 Experiment en engagement I: Riemersma
Jo Smits visie op de moderne roman in het essay ‘Modern proaza’ is te vinden in Smit (2000). Veenbaas ging in zijn essays ‘It kristal fan de frijheid. De literatuerteoretyske opfettingen fan Jo Smit’ en ‘It postmodernisme as fersin’ kritisch in op Smits visie, zie Veenbaas (2003). Kritische en waarderende reflectie op de opvattingen van Veenbaas zijn te vinden in: Wind (2003). Over het werk van Tr. Riemersma: de essays ‘De God fan stront en jiske. Fernijing en konsistinsje yn de romans fan Trinus Riemersma’ en ‘De duvel en de slang. Foarm en fint yn ‘e koarte ferhalen fan Trinus Riemersma’. Beide stukken in Veenbaas (2003). Over de vertellers bij Riemersma: Hettinga (1983).
| |
0 Experiment en engagement II: de anderen
Over Piter Boersma: Oldenhof (2001). Over Piksjitten op Snyp zie het essay ‘In kurkjebreidzjende Mike Tyson’ in Veenbaas (2003). Over R.R. van der Leest: speciaal nummer van Trotwaer, jg. 14 (1984) nr. 2. Over Jan Wybenga: speciaal nummer van Hjir jg. 21 (1992) nr. 4/5.
| |
4 De psychologische roman: Wadman, Van der Ploeg, Abma
Over Van der Ploeg: ‘Durk van der Ploeg of de fitaliteit fan de psychologyske roman’ in Veenbaas (2003). De geruchtmakende bespreking van Abma's boek De roekkat zie Riemersma (1986). Een overzicht en bespreking van meer dan veertig Friese romans uit de periode 1945- 1995 die de Tweede Wereldoorlog als thema hebben geeft Sijens (1995). Zie daarover verder ook de flmd-themabundel Oarloch (1995).
| |
5 Het vrouwelijk perspectief
Over Ypk fan der Fear zie Hoekstra (1998). Over de vermeende gelijkenis tussen Fan der Fears roman De dei is jong en The Unicorn van Iris Murdoch: Krol (1982). Over de verhalen van Hylkje Goïnga: Sijens (2004). Een vraaggesprek met vier relatief jonge Friese schrijfsters: Knol (1989).
| |
6 De populaire literatuur
Over Rink van der Velde: Oldenhof (1982) en De Groot (2003).
| |
7 Historische en biografische romans
Over Piter Terpstra: Sijens (2004).
| |
8 Misdaadromans en reisverhalen
Over het werk van de Stellingwerfse schrijver Johan Veenstra: Steenmeijer-Wielenga (2002). Voor het ‘monument’ van Atte Jongstra zie Mous (2005).
| |
9 Recente ontwikkelingen
Een selectie uit de recensies die Jelle Krol van eind 1991 tot begin 1999 voor de Leeuwarder Courant schreef, is te vinden in Krol (2000). Over het gehele werk van Berga: Steenmeijer-Wielenga (2005). Over de geschiedenis van de Afûk: Jelsma (2003). Idem van de Stichting It Fryske Boek: Van der Goot (1984).
| |
9 Van steen des aanstoots tot boegbeeld
1 Friesland toneelland
In de literatuurgeschiedschrijvingen Dijkstra (1977) en uitgebreider nog in Piebenga (1957) komen de beginjaren van het toneel breed aan de orde.
| |
3 De stormachtige entree van het Fries op de planken
Het ontstaan van Friestalig toneel is beschreven in Sipma (1917). Dit en een aantal artikelen werden uitgewerkt door Y. Poortinga in zijn dissertatie over het Friese volkstoneel van 1860 tot 1930: Poortinga (1940). Aardig ook is Schuitmaker (1931). Zie over het Winterjûnenocht: Van der Molen (1984).
| |
| |
| |
4 Het hogere tegenover het populaire
Jansma (1993) geeft een goed beeld van de organisatie van het amateurtoneel. Voor het ontstaan van het Nij-Frysk Toaniel: Bouma (1993).
| |
5 De Tweede Wereldoorlog: aanpassen of zwijgen
Zie Jansma (1993).
| |
6 Van toneelhonger naar dorpstraditie
Zie Jansma (1993) over het amateurtoneel en Jansma (1989) over de openluchtspelen. Over het openluchtspel in Burgum: Jongsma (1994), in Jorwert: Piebenga e.a. (2003). Oldenhof (1988) gaat over het naoorlogse repertoire.
| |
7 Veertig jaar groei van professioneel theater
Oldenhof (1991) beschrijft Tryater tot 1990, Oldenhof (2003) de periode- Thie. Over Rients Gratama, zie De Groot (1997b) en de serie herinneringen van Rients Gratama in De Moanne/Trotwaer jaargang 2005 vanaf nr. 2. Een vlot leesbaar verhaal over het werk van Tetman de Vries c.s. geeft Tamminga (1969b).
| |
10 Literatuur voor jonge lezers
1 Klein begonnen
Daalder (1950), waarvan in 1976 een fotomechanische herdruk verscheen, wijdt in zijn historisch-critisch overzicht ook een paragraaf aan de Friese kinder- en jeugdliteratuur. Voor een beschrijvende bibliografie van de Friese jeugdboeken tot en met 1970: Rienks-Wallinga (1973). Voor een kort overzicht van de historie en de contemporaine situatie van het Friese kinderboek, zie Van der Weg (2001) en Van der Weg (2004a en 2004c). Van der Weg en Riemersma (2003) geeft een overzicht van de Friese kinderliteratuur in verleden en heden, waarbij de diverse, in deze literatuur getraceerde genres worden behandeld.
| |
2 Een Friese schrijfster in de Nederlandse literatuur
Recent verscheen een biografie van Nynke fan Hichtum: Holtrop (2005). Een levensbeschrijving van zowel de auteur, Sjoukje Bokma de Boer, als haar verhaalfiguur, die in werkelijkheid Harmke Feenstra heette, geeft Kalma (1967). Ter gelegenheid van de vijftigste sterfdag van Nynke fan Hichtum waren er in 1989 diverse activiteiten, onder meer een studiedag. De lezingen die daar werden gehouden, aangevuld met andere artikelen over de auteur, werden gepubliceerd in speciaalnummers van de literaire tijdschriften Bzzlletin (1989) en Trotwaer (1989). Van der Weg & Van der Weg-Laverman (1989) verscheen eveneens in het herdenkingsjaar en geeft naast een korte biografie een beschrijvende bibliografie van het werk van de auteur.
| |
3 Stimulans voor de kinderliteratuur
Voor een analyse van de waarden en normen in oorspronkelijk Fries proza voor kinderen en oudere jeugd, met als beginpunt 1922, Sipke en ik van G. Elgersma, zie Drenth (1994), het eerste proefschrift over Friese kinder- en jeugdliteratuur. Over ‘jeugdland’ zie Van der Weg (1990). Over het werk van Jant Visser-Bakker, zie Van der Weg (2003b).
Een levensbeschrijving van het sociaal bewogen predikantengezin Rutgers is te vinden in Brouwer-Prakke (1960). In dit boek ligt de nadruk op het leven van Johanna Frederike, haar relaties met mensen uit de Friese Beweging en haar literaire werk en vertalingen. In Van der Weg (1980) is een nadere uitwerking van Brouwer-Prakke (1960) te vinden over het materiaal dat Frederike fan Hallum voor haar Hallumer zondagsschoolkinderen schreef. Dit werk wordt vergeleken met dat van haar in het Nederlands schrijvende tijdgenoot J.J.A. Goeverneur.
Van der Weg (1984) neemt de tot dan verschenen Friese kinderbijbels onder de loep en de moeilijkheden die zich bij het schrijven van bijbelverhalen voordoen.
| |
4 Georganiseerde promotie met één drijvende kracht
Van der Weg (1995) geeft aan de hand van een zestal thema's de geschiedenis weer van de stichting Us Frysk Berneboek en beschrijft de boeken die de stichting heeft uitgegeven. Van der Weg (1996) geeft een nadere uitwerking van het ijveren van Durkje Rienks-Wallinga voor de stichting Us Frysk Berneboek. Discussie over het boek Moarke zie Breuker (1979), Dam (1979, 1980) en Jant Visser-Bakker (1980). Bernard Sijtsma is enthousiast over Moarke, zie Boorsma (1972).
| |
5 Een frisse wind
Het speciaalnummer van het tijdschrift Trotwaer (1990) behandelt een aantal thema's uit de Friese kinder- en jeugdliteratuur en geeft ook een bloemlezing van proza en poëzie. Het nummer werd uitgegeven bij een internationaal symposium over jeugdliteratuur in het kader van het Frysk Festival. Twee andere themanummers waarin aandacht aan allerhande aspecten van de kinderliteratuur wordt besteed zijn Pompeblêden (1981) en (1988). Van der Weg (2004b) laat zien hoe Diet Huber invloed heeft uitgeoefend op auteurs en welke invloed van anderen er in het werk van de auteur zelf zijn te vinden. Voor de anekdote over het ontstaan van de titel Juffer Kuorkebier van Tiny Mulder, zie Dam (2001).
De geschiedenis van het FeRstival tot het jaar 1992 is te vinden in Veenstra (1992). De bundels FeRsefariaasje die elk jaar worden uitgegeven geven een beeld van wat er in de loop der jaren aan nieuwe poëzie is geschreven en welke oudere poëzie nog populair was. In Bangma (2002) komen deelnemers uit verschillende periodes van het FeRstival aan het woord.
| |
| |
| |
7 Jongere lezers beter bedeeld
Voor de discussie in Frysk en Frij over de door auteurs te hanteren taalnorm van het Fries, zie Dam (1991), Schotanus (1991) en Van der Burg (1991).
| |
9 Ontwikkeling van de verschillende genres
Laverman (2000) laat zien hoe de intenties van dichters voor kinderen in de loop van de twintigste eeuw veranderen van opvoedkundig-didactisch en taalpolitiek naar meer literair. Van der Weg (2003a) is de in het Nederlands vertaalde handelseditie van dit proefschrift. Krol (1980) gaat nader in op een aantal vertalingen van een Andersensprookje, waarbij met name de vertaling van Sjouke de Zee veel aandacht krijgt.
| |
11 Groot gegroeid
Van der Weg (2004a) verscheen ter gelegenheid van het ibby-congres in Kaapstad, september 2004, samen met een Engelse editie: Literature on wings.
|
|