Geloofs-liederen, dat is de Heidelbergsche ende Nederlantsche catechismus(1666)–Volkerus van Oosterwyck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio *8r] [fol. *8r] Aen den Sangh-lievenden Leser, Van dese Geloofs-Liederen. HEt Heydelberger Boeck, ’t Geen schier in elcken hoeck, Des Werelt wert gevonden, En d’ Volcken al te mael, Een yder in zijn Tael, Al over-langh verstonden, Dat kort’, doch wichtigh werck, Dat Christi lieve Kerck Gestichtet heeft soo lange, Wort in een ander’ staet Gestelt, op Toon’ en Maet, En Hemelsche Gesangen. Hier wordt gestelt ter handt Aen kloecke van verstant, En swacker Leerelingen, Een heerelijcke stoff’, Om tot Godts eer en lof, Seer stichtelijck te singen. Den wijsen OOSTERWIJCK Wist wel, hoe lichtelijck [Folio *8v] [fol. *8v] Des menschen herde sinnen, Oock buyten alle dwangh, Door aengename sangh, Ter deughden zijn te winnen. Hy sagh aen d’ ander’ kant, Al meenigh gauw verstant, In Paepsch’ en and’re Kercken, Die ’t herte van de jeught, Door soete sangh-geneugd’, In kettery verstercken. Dit heeft zijn yver-geest Bewogen alder-meest, Om oock de eerste stucken, En leeringen der deught, De herten van de jeught, Door sangen in te drucken. Hebt gy dan singens lust, Hier kanse sijn geblust, Hier hebt gy keur van Toonen; Singt met een reyn gemoet, En wilt oock voor dit goet Hem danckbaerheyt beloonen. Soo sal hy noch al meer Van sulcke soete Leer En sangen voor ons schrijven, Als onse sangh-lust groeyt, Sijn yver onvermoeyt Sal ons noch verder stijven. C. Van Heusden. Vorige Volgende