Den Haag - 24 april 1970
De regering van Piet de Jong en Joseph Luns maakte heden bekend, dat prins Bernhard, enige dagen tevoren van zijn bezoek aan de Indonesische generaals in het vaderland teruggekeerd, verslag in de Koninkrijksraad had uitgebracht. Piet, voormalig adjudant van de koninklijke familie, deelde het volk naar aanleiding hiervan mee, dat Bernhard ‘ten aanzien van de normalisatie van de betrekkingen tussen Nederland en Indonesië uitstekend werk had gedaan.’
Het valt natuurlijk wel op, dat terwijl prinses Irene namens haar troonpretendent Karel Hugo een beroep doet op de Spaanse regering haar antidemocratisch beleid jegens de oppositie te verzachten, een andere ‘Oranje’, prins Bernhard, vaak aanpapt met regeringsleiders, die uitblinken door anti-democratische of misdadige methoden van regeren. Ik denk aan de Shah van Perzië. In dat land werden gedurende 1972 en de eerste maanden van 1973 niet minder dan 110 personen zonder enige vorm van proces geëxecuteerd. Terwijl de voornaamste misdaad van deze Perzische vrijheidsstrijders was geweest, naar een democratischer en sociaal rechtvaardiger bewind te streven, dan het huidige autoritaire, anachronistische regime van deze zogenaamde afstammeling van een aartspotentaat. In ieder geval is niet te ontkennen, dat het de aandacht trekt, wanneer de prins op thuisreis uit Australië en Nieuw-Zeeland, zonder aanleiding - op basis van Jezus' gezegde ‘zeg mij wie uw vrienden zijn en ik zal zeggen wie u bent,’ - afstapt bij meneer Suharto, een al even ondemocratisch en misdadig regime als dat in Perzië. Het zou interessant zijn om na te gaan hoe lang het nog zal duren voor Nederlandse koninklijke reizigers andere realiteiten van de laatste helft van de twintigste eeuw, ik denk aan Mao Tse-tung en Fidel Castro, aan boord van de koninklijke Fellowship zullen aandoen. En laat zkh vooral niet aankomen met het afgezaagde zelfbeklag, dat hij als prins van koninklijke bloede en echtgenoot van het staatshoofd niet op kritiek zou kunnen antwoorden. Dat is een achterhaalde uitvlucht, waar wij ook bij ons moderne democratiseringsproces maar eens van af moeten stappen. Het zou een onthullende bezigheid voor de vaste Kamercommissie van Buitenlandse Zaken zijn, om bijvoorbeeld ook de prins te horen over de kwestie Nieuw-Guinea, Paul Rijkens, de Kennedy's of Sukarno, en summa summarum de vraag stellen - zoals de
Amerikanen dat doen voor de televisiecamera's - waarom hij het in de zeventiger jaren zo'n dringende noodzaak vond om het prestige van de koninklijke familie ten behoeve van de coupgeneraals in Indonesië massaal in te zetten. In 1974 komen er nog eens vier Oranjes naar Djakarta, te weten Beatrix, Claus, Pieter en Margriet. Maar zo is het tenslotte altijd geweest: opperbevelhebbers, koninklijke commis-voyageurs, of prinsen van den bloede arriveren op het slagveld van de ‘overwinning’, wanneer Jan Rap en zijn maat het vuile werk hebben gedaan of zijn gecrepeerd. Mensen die acties tegen dames luipaardjassen voeren of aan het hoofd staan van een internationale ‘Operatie Tijger’ - waarbij men terloops in de gelegenheid wordt gesteld à raison van 10 000 gulden te komen happen ten paleize van het Nederlandse