Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam - 24 mei 1962‘Het Verraad’ heette het voorpagina-artikel in Elseviers Magazine dat vandaag verscheen. Een door Doeve getekende gekleurde plaat van een Nederlandse marinier op het strand van Nieuw-Guinea, met een dolk in de rug gestoten, terwijl Sukarno's para's met bosjes uit de lucht neerdalen, begeleidde Lunshof's chef d'oevre. De dolkstoot vertegenwoordigde ook de hernieuwde activiteiten van de groep-Rijkens in de persoon van Werner Verrips, die drukke activiteiten ontplooide in de Amerikaanse hoofdstad tijdens de gevoelige Bunker-onderhandelingen over Nieuw-Guinea. Lunshof somde het ‘verraad’ van de groep-Rijkens in zes punten op, waarvan er vier van Luns afkomstig waren en twee van mij.Ga naar eindnoot1. Geheel zonder de mogelijkheden om controle uit te oefenen zat ik in éen schuitje met Luns tégen de groep-Rijkens. Luns had Lunshof onder meer verteld dat een gesprek tussen hemzelf en een hooggeplaatste functionaris in Washington op de Bilderberg-conferentie was ‘verraden’, omdat de betrokken Nederlander inzage in geheime kamerstukken zou hebben gehad. Ook zou, volgens Luns, een vooraanstaand Nederlander, tijdens deze onder auspiciën van prins Bernhard belegde conferentie, stelling hebben genomen tégen de Nederlandse regering in de kwestie Nieuw-Guinea. Na deze publikatie in Elseviers begreep ook professor Lijphart misschien,Ga naar eindnoot2. dat het minder ongepast was dan hij aanvankelijk aannam, om in Vrij Nederland van 3 juni 1961 te stellen, zoals ik in het gesprek met Joris van den Berg had gedaan, dat de groep Rijkens-activiteiten en de Bilderberg-conclaves druk door elkaar heen liepen. | |
[pagina 192]
| |
Op een vraag van de parlementaire redactie van het dagblad De TijdGa naar eindnoot3. bevestigde Paul Rijkens, dat hij Verrips kende. Hij wilde niet bevestigen of ontkennen dat Verrips in zíjn opdracht aan het rommelen was in Washington D.C. tijdens de Nieuw-Guinea onderhandelingen, zoals door mij gesteld in Elseviers van 19 mei 1962. Bij mij rijst de vraag: zou het gemakzucht zijn geweest, dat Werner Verrips, die inmiddels in Huis ter Heide in een bungalow met een verwarmd zwembad woonde, welke met 150 000 guldens van Rijkens was gefinancierd, in het geheel niet in de memoires van Paul Rijkens, Handel en wandel, voorkomt? Rijkens wilde wél aan de parlementaire redactie van De Tijd zeggen, ‘dat Elseviers zich tot het niveau van De Waarheid had verlaagd, nu het een dergelijk verhaal vol onwaarheden en leugens had gepubliceerd.’ Als illustratie voor gezellige verhoudingen tussen journalisten kan wellicht het lange artikel dienen ‘Uit het zakboek van een twijfelaar’ van Mathieu Smedts in Vrij Nederland, dat volgde op mijn eerste Verrips-onthullingen in Elseviers. ‘Het is heel moeilijk te zeggen in welke hoedanigheid de journalist Willem Oltmans bekend is geworden,’ schreef deze hoofdredacteur, met wie ik jarenlang op vertrouwelijke voet had gestaan en die tal van primeurs van mijn hand had gepubliceerd, maar overstag was gegaan toen twee socialisten, Suurhoff en Goedhart in het geding waren. ‘Als hij bij je op bezoek komt, weet je nooit namens wie hij komt.’ De heer Smedts, die dezer dagen min of meer teruggetrokken in de heuvels van Zuid-Frankrijk woont, was voor mij, toen hij dat schreef, een rund. Mij dunkt, hij was vele jaren minutieus over mijn handel en wandel ingelicht geweest. In al die tijd had hij nog niet ervaren, dat ik iemand was, die freelancete in de meest letterlijke zin des woords, dat ik mij door geen hond de wet liet voorschrijven, niet door de groep-Rijkens, niet door Sukarno, niet door Stokvis van De Telegraaf, en niet door hem, Smedts. Door niemand! Toen Smedts mijn Verrips-reportage weigerde ging ik natuurlijk naar Lunshof. Het is voor mij irrelevant voor wie ik schrijf. Ik draai niet mee in Nederlandse zuilen. Ik ben de afgelopen vijftien jaren slechts vast medewerker van Cees Meijer, hoofdredacteur van het dagblad Zaanstreek Typhoon geweest, het enige blad in Nederland overigens, waar ik als journalist met regelmaat voor heb gewerkt. Ik beschouw het als mijn taak als journalist informatie te verstrekken aan Nederlandse burgers, hetzij in Zaandam en omgeving, hetzij nationaal via een weekblad, tot Tjitjerkstradeel toe. Ik ben in de politieke tint van een publikatie in wezen niet geïnteresseerd. Ik heb voor bijna alle dag- en weekbladen in Nederland geschreven, van links, in de Groene Amsterdammer, tot rechts in Elseviers, of van liberaal, in de nrc of het Handelsblad, tot reactionair in De Telegraaf. Mijn professionele credo was Smedts kennelijk al die jaren nog steeds ontgaan. Hij had wel de volgende punten kunnen ontdekken: ‘Willem Oltmans ziet er altijd bruingebrand uit, zo'n echte strandjongen; Oltmans lijdt bijna permanent aan nijpend geldgebrek. Zijn opdrachtgevers schijnen zuinig te zijn, zeer zuinig. (Smedts zelf betaalde 150 gulden voor reportages | |
[pagina 193]
| |
uit Indonesië!) Oltmans kan niet schrijven, hij zet letters op papier, zeer keurig, maar zijn woorden groeien nooit uit tot volzinnen, die men van een ervaren journalist mag verwachten: vaak zijn zijn artikelen zo eenzijdig (zei de man die belangwekkende primeurs van mij had gehad), dat zij onbruikbaar zijn.’ Ik zal het lamentabele gelul van collega Smedts verder laten rusten. Er stonden nog andere verdachtmakingen, plus het genoemde zinnetje, als reactie op mijn Verrips-informaties: ‘Oltmans, je bent helemaal gek geworden.’Ga naar eindnoot4. |
|