Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam - 19 november 1961Ik ontmoette de heer en mevrouw Van Konijnenburg in het American Hotel. ‘In het bijzijn van twee getuigen heeft Van den Beugel mij bij zich geroepen,’ aldus Konijn, ‘maar ik ben nog nooit zo vastberaden geweest. Ik wist immers waar wij voor strijden! Baron van TuyllGa naar eindnoot1. zond de klm een ultimatum. Hierin werd onder meer gesteld, dat ik voor de Nederlandse regering een persona non grata was geworden. Ik zou een meneer in Ceylon een anti-regeringsstandpunt inzake Nieuw-Guinea hebben gegeven, terwijl ik vrije vliegbiljetten zou hebben verstrekt aan professor Röling en de journalist Van Rantwijk (beide namen waren onjuist.) De verklaring die de klm nu wil dat ik teken komt er in feite op neer dat ik tegen haar (Greet van Konijnenburg) niet meer zou kunnen zeggen wat ik denk. Ik heb een drietal advocaten en professor Duynstee geraadpleegd wat ik zou antwoorden. Ik pieker er niet over deze door Van den Beugel opgestelde verklaring te tekenen. Trouwens het bedrijf staat achter mij.Ga naar eindnoot2. Ik ontvang van allerlei kanten adhesiebetuigingen. Andere bedrijven zullen mij steunen, ook als de klm | |
[pagina 162]
| |
mij eruit zou gooien. Toen ik dat ultimatum ontving had ik het gevoel dat ik jarig was. Het is namelijk volmaakt knots.’ Henk Hofland en Mathieu Smedts sloten zich enige tijd bij het gesprek aan. Hofland: ‘De beste methode blijft om steeds meer mensen hier publiekelijk te compromitteren. Met volkomen openbaarheid is de zaak het meest gebaat.’ Smedts zei erin te zijn geslaagd in Hotel des Indes een ontmoeting te arrangeren tussen professor Duynstee en mr. Jaap Burger.Ga naar eindnoot3. Konijn: ‘Het is nu total warfare. Je moet het nu alleen nog hebben van de fouten die de anderen maken. Luns heeft al voorspeld, Konijnenburg zal tekenen “uit broodnood”.’Ga naar eindnoot4. De tekst van het klm-ultimatum aan Emile van Konijnenburg luidde:
In aansluiting op ons onderhoud zend ik u hierbij de tekst van een verklaring waarover wij spraken. Gaarne verneem ik binnenkort van u of u bereid bent deze tekst voor akkoord te tekenen. w.g. E.H. van den Beugel De directie van de klm: Gezien het feit, dat ondanks de aan de heer Van Konijnenburg herhaalde mondeling gegeven instructies te dien aanzien, de klm op onaanvaardbare wijze gemengd is in het probleem van de Nederlands-Indonesische politieke verhoudingen, draagt de heer Van Konijnenburg thans formeel op zich te onthouden van enigerlei activiteit en van enigerlei meningsuiting met betrekking tot de Nederlands-Indonesische verhoudingen, waaronder de kwestie Nieuw-Guinea begrepen is, en deelt hem mede, dat iedere overschrijding van deze opdracht tot gevolg zal hebben, dat het dienstverband met de heer Van Konijnenburg zal moeten worden verbroken. Voor akkoord getekend:... Den Haag, 8 november 1961.
Het antwoord van de heer Van Konijnenburg luidde:
Aan de heer E.H. van den Beugel, Aan uw verzoek om de mij op 9 november j.l. als bijlage bij uw brief nr. 587 toegezonden instructie voor akkoord te tekenen, kan ik om de volgende redenen geen gevolg geven. Het voor akkoord tekenen van deze instructie zou, gelet op de inhoud van de eerste alinea, de erkenning inhouden, dat ik mij niet zou hebben gehouden aan reeds eerder gegeven instructies, die door de klm-directie ten behoeve van het antwoord van de minister-president in de kamer als volgt zijn samengevat: ‘dat de genoemde functionaris het uitsluitende mandaat heeft, een regeling te treffen voor de schuldverhouding tussen de Garuda Indonesian Airways en de klm, hetgeen betekent, dat vermenging van politieke en economische belangen werden verboden. Ik wens uitdrukkelijk vast te stellen, dat ik mij nauwkeurig aan deze eerder gegeven instructie heb gehouden en in mijn functie van onderdirecteur van de klm de grenzen van het mij verleende mandaat niet heb overschreden. Ik ontken dan ook pertinent dat de klm door | |
[pagina 163]
| |
mijn toedoen gemengd is geworden in de tussen Nederland en Indonesië ontstane politieke moeilijkheden. Men kan van mij niet verlangen, dat ik mij akkoord verklaar met een voorstelling van zaken, welke niet in overeenstemming is met de werkelijkheid. Wat de mij thans voorgestelde instructie zelve betreft, deel ik u mede dat de ‘groep-Rijkens’ reeds aan de regering heeft toegezegd zich te zullen onthouden van iedere activiteit en van iedere meningsuiting met betrekking tot de problematiek van de Nieuw-Guinea-kwestie. De mij voorgelegde instructie gaat mijns inziens te ver, voor zover daarin geheel in het algemeen wordt gesproken van ‘de Nederlands-Indonesische verhoudingen’. Deze omschrijving is zo ruim, dat ik daartegen bezwaar moet maken. Van mij kan niet in redelijkheid worden verlangd dat ik mij zou verbinden tot iets waarvan de portee niet bij voorbaat is vast te stellen en waaronder allerlei aangelegenheden begrepen kunnen worden, die met het geschil over Nieuw-Guinea niets te maken hebben. Met het bovenstaande hoop ik voldoende duidelijk te hebben uiteengezet, waarom ik de instructie, zoals deze mij is voorgelegd, onmogelijk voor akkoord kan ondertekenen. Ik ben echter gaarne bereid in overleg met u naar een andere voor de klm en mij aanvaardbare oplossing te zoeken. Met de meeste hoogachting etc. E. van Konijnenburg |
|