te maken. Mijn opvoeding, mijn ouders en familie en het gevoel, dat ik altijd anders was dan anderen.’
Henk Hofland schreef hierover, ‘Beste lummel. Ik sta versteld. Maandag kom ik naar je toe. Waarom Korea en niet Amerika, Zuid-Afrika, Australië of een moordaanslag op Drees?’ ‘Was allemaal niet nodig. Ik werd meteen afgekeurd.’
Je familie besloot je naar Zuid-Afrika uit te nodigen, waar je ouders en broers reeds woonden. Je grootmoeder betaalde de reis. Je werd uitgezwaaid door familie, vrienden en kennissen, ook door Henk Hofland en Mimi. ‘Maar toen de trossen werden los gegooid kon ik nog net met grote moeite op de begane grond springen. Om vier uur 's middags keek mijn grootvader op de klok en zei, “Wim vaart!” Prring ging de bel. Daar stond ik.’
Consternatie en kritiek. Maar weer koos Hofland jouw kant. Eerder had hij je tot executeur testamentair benoemd voor alles wat hij schreef en over de inhoud van zijn brievenkist. Hij schreef, ‘Omdat jij de enige bent wiens illusies ik niet hoef te sparen, omdat je geen illusies over mij hebt, omdat jij mij het beste kent! Onheilspellende blik. Ik heb echt een dood punt bereikt.’
En, nadat ik Hoflands fascinerende brieven noemde, waarin duidelijk werd gesteld, dat ze ‘alléén voor jou bestemd zijn!’ Jij schreef, ‘Hij zei dat we in zijn huis in zuid Frankrijk mijn Memoires zouden doornemen. Ik was opgetogen. Alles werd afgesproken, de tijd, de treinen, alles. Hij kwam niet, heeft ook niet afgezegd. Vijf maanden heeft hij mijn manuscript gehad. Toen stuurde ik een aangetekende brief dat de tijd verlopen was. Weer niets. Ik ben dan zogenaamde een nicht, maar ik ben veel meer recht door zee. Als ze mijn dagboeken lezen, zullen ze weten wie ik ben. Ik ben Wim Hazeu heel dankbaar dat hij ze wil uitgeven. Toen ik aan het eerste deel werkte en al die brieven en notities herlas, kwam de affectie voor Henk totaal terug. Maar hij heeft die gevoelens definitief vertrapt. Een paar weken geleden liep ik door de Leidsestraat. In de tram, die op dat punt langzaam reed, zag ik Henk zitten. Hij zag mij ook. Weet je wat hij deed? Hij kuste de toppen van zijn vingers en strekte die roerloos naar me uit. In zijn ogen een glinsterend wit licht. Weet je wat ik dacht? ‘The kiss of death.’
Na dit voor mij nog altijd beklemmende slot voeg ik nu een kort