Is éénoog koning
(2003)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
38 Think Tanks (2)De National Academy of Sciences is de grootste en meest prestigieuze think tank in Amerika; met haar president dr. Philip Handler raakte ik sinds ons eerste gesprek in 1970 bevriend. Maar ook zijn tegenspeler de president van de Academy of Sciences van de ussr, Anatoly Alexandrov leerde ik in de loop der tijd uitstekend kennen. Dit bracht me op de gedachte een Apollo-Soyoez boek samen te stellen met gesprekken met deze voorzitters van de twee belangrijkste denkfabrieken in de wereld. Voorzitter Aurelio Peccei van de Club van Rome steunde mijn plan en introduceerde mij bij de Britse uitgever Robert Maxwell. Ook hij zette zich in voor dit project. Het zou er echter nooit van komen, omdat periodieke oplevingen van de Koude Oorlog - zoals het westerse tumult over de verbanning van Andrei Sacharov - iedere keer mijn plannen en afspraken tot verder uitstel dwongen. Uiteindelijk legde dr. Handler in 1981, aan het einde van een ambtsperiode van twaalf jaar, zijn functie neer. Hij trok zich terug in zijn buitenhuis in Woodshole bij Cape Cod. Daar zou ik tijdens de zomer van 1981 zijn herinneringen opschrijven. Op 20 juli 1981 zouden we deze gesprekken beginnen. Hij nam me echter eerst mee naar het terras met uitzicht op zee en vertelde dat lymfekanker was ontdekt. Men was onzeker hoe lang hij nog zou leven. Pas op dat moment realiseerde ik mij dat hij inderdaad broodmager was geworden. De medicijnen die hij nam hadden hem bovendien diabetes bezorgd. Hij was in behandeling in Boston. Het begon te regenen. We installeerden ons voor het eerste interview in de lounge van het grote, door oude bomen, omringde huis. Hij overhandigde me 35 getypte pagina's, getiteld A twelve year diary note. Hij had deze tekst gedicteerd op de dag dat hij afscheid nam, op 21 juni 1981, als president van de National Academy of Sciences. Hij observeerde hierin bijvoorbeeld: ‘Of all that happened these last twelve years, probably most important was my stubborn determination that the trauma and divisiveness of the Vietnam War - which inserted itself so powerfully into the life of the Academy - was not to be permitted to injure, much less destroy the Academy. There were bad days when it felt as if nothing but my own physical body was serving as glue to hold the institution together. There were members who were willing to sacrifice the Academy for the cause, which they held dear. There were those, who filibustered on our business meetings, threatened to resign and so forth. However right they might have been with respect to their cause, I simply would not allow them to use the Academy as their means of protest, not allow them to fragment the Academy as their issue was fragmenting the country. In the end, that course proved correct. Wounds have healed and most have forgotten them.’ | |
[pagina 11]
| |
Ik vroeg hem wat hij, na de Academie twaalf jaar te hebben geleid, als zijn voornaamste zorg beschouwde. ‘There are two coupled overall concerns,’ antwoordde hij. ‘One is the arms race, which is about to get out of control. The Soviets were already going as hard as they could go. We are about to go as hard as we can go. I cannot imagine an arms race that does not end up using the arms. I have this sense of a world gone mad.’ ‘The largest single concern, in a domestic sense, is the rapidly increasing expenditure for defense what it does to the rest of the national economy. It surely is an engine of inflation, creating unproductive material, while turning out money. It might well be a means of keeping people employed, but we are paying them for the production of nothing. That is inflation at its very worst. I cannot see any current attempts to manage the economy that warrant belief that inflation will do anything but get worse.’ Ik vroeg waar dit op uit zou kunnen lopen. ‘If all prices go up at the same time, nothing happens. Everything rises in parallel and at the same rate. That is not inflation. What is inflation is the decrease in real purchasing power, which derives from such circumstances. And that is what we are about to do to our selves. Up until now, we have not done much of that. Only the unfortunate older people, who live on fixed incomes, have been hurt up to now. But there is also a significant additional faction of the population that lives on an absolutely fixed income. These people are taking a terrible beating. They are becoming poorer every year.’ ‘Tijdens de Vietnamoorlog is toch voortdurend door het Witte Huis beweerd dat Amerika welvarend en rijk genoeg was om miljarden in die oorlog te steken? vroeg ik. ‘That is exactly when we started to go to hell,’ antwoordde dr. Handler. ‘Maar de regering Reagan van nu redeneert in diezelfde stijl.’ ‘We are indeed doing the same thing, only more so. One of the major vices of Vietnam was a schism between the American scientific community and the Defense Department. Our scientists were alienated. They distrusted their government and distrusted the Pentagon more than any other part of the government. They shied away from it and wanted nothing to do with it. That could not remain as a permanent state of affairs. In my job at the Academy of Sciences I kept looking for mechanisms to rebuild bridges.’ De man die een uiterste belangrijke rol speelde in Moskou in de jaren zeventig was dr. Jermen Gvishiani, schoonzoon van premier Aleksei Kosygin, vice-voorzitter van het Committee for Science and Technology of the ussr Academy of Sciences. Hij was een persoonlijke vriend van Aurelio Peccei van Fiat, voorzitter van de Club van Rome. Samen hebben zij in Togliatti de fabrieken opgezet die de Lada produceerden. Aurelio Peccei introduceerde me bij Gvishiani, die mij (ongevraagd) weer introduceerde bij professor Ge- | |
[pagina 12]
| |
orgii Arbatov, directeur van het usa Instituut van de ussr Academy of Sciences. Ik vroeg dr. Handler of vertrouwen tussen de Amerikanen en de Sovjets mogelijk was. ‘It can be done,’ antwoordde hij. ‘I trust Jermen Gvishiani. Our relationship goes back to the creation of iiasa. He was in on the ground floor. I was not. It all began in the late sixties. The knowledgeable people in on the creation of this Scientific East-West Institution were Jermen Gvishiani, McGeorge Bundy and Lord Zuckerman.’ Hij vertelde zelf bij iiasa betrokken te zijn geraakt, omdat men hoopte dat ook de ddr zich zou aansluiten. Officieel erkende Washington de ddr niet. President Lyndon Johnson hakte de knoop door en stelde voor om iiasa als niet-gouvernementele denkfabriek op te zetten, wat zou betekenen dat er een eerste wetenschappelijk Oost-West-instituut in het leven zou zijn geroepen. Het opmerkelijkste moment uit mijn vriendschap met dr. Handler was dat voor hem vertrouwen in topfunctionarissen van het Kremlin een realiteit was. Deze mening deelde hij met Aurelio Peccei, de voorzitter van de Club van Rome, met McGeorge Bundy, met mijn latere vriend en minister van Buitenlandse Zaken van Japan, Saburo Okita, tevens voorzitter van de Club van Rome in Tokio, met kanselier van Oostenrijk Bruno Kreisky, met president Urho Kekkonen van Finland, kortom met een lange reeks internationale persoonlijkheden die mij motiveerden wel te spreken met het rode Kremlin. In 1981 op het terras in Woodshole vertelde dr. Handler over zijn eerste ontmoeting met Gvishiani. Hij had als lid van president Johnsons Science Advisory Committee het Witte Huis gewaarschuwd dat hij in New York in de permanente missie van de ussr bij de vn een ontmoeting met Gvishiani zou hebben. ‘I would not dream going to the Soviet Mission without telling the White House,’ zei hij. ‘As I walked into the Soviet Mission, my eye told me that two men across the street were there for no reason. So, I went in, had my talk with Gvishiani, and came out. They were still there. I went shopping and later had lunch with Peccei. He was using a limousine and he suggested I use it to drive to La Guardia to take the shuttle back to Washington. While the driver was taking me through Queens, he asked: “Sir, is somebody supposed to be following us?”’ Philip Handler vroeg de chauffeur om te stoppen en noteerde het nummer van de auto. De volgende dag liet hij veiligheidsmensen van het Witte Huis uitzoeken of hij door Amerikaanse of door sovjetagenten was gevolgd. Het was dus de cia geweest. Ik vroeg hem hoe die eerste ontmoeting met Gvishiani was verlopen. ‘I was taken by him. First, he is a sharply intelligent man. He has a superb brain. He is very civilized, urbane and all of that. But I came away from that first meeting somewhat troubled. Because, I thought, we were much | |
[pagina 13]
| |
further apart than I thought when this all started.’ Handler en Gvishiani zouden echter vrienden worden. In de zomer van 1981 keerde ik terug naar Woodshole voor meer lange, op band opgenomen, gesprekken met hem. Peter reisde met me mee naar Cape Cod. Soms moest dr. Handler voor behandeling naar Boston, en dan genoten Peter en ik van de zee. Toch slaagden we er in een manuscript van 300 pagina's te produceren. Helaas ligt het in 2003 nog steeds bij mij op de plank aan het Singel. En waarom? Dr. Handler had voorgesteld dat zijn vriend Henry Kamin, professor in de Biochemie aan het Duke University Medical Center in Durham, North Carolina, het manuscript zou doorlopen. Dit gebeurde en toen het persklaar was waarschuwde hij me dat het einde van onze wederzijdse vriend naderde. Ik haastte me terug naar Amerika. Op 6 december ontving Philip Handler me in het ziekenhuis. Hij zag er in zijn gezicht beter uit, maar zijn lichaam was een skelet. Ook scheen zijn haar grotendeels verdwenen. Toch hebben we een paar uur uitstekend werk verzet. Omdat ik bezorgd was over Peter vond hij het goed dat ik hem vanaf de telefoon bij zijn bed in Londen opbelde. Ook op 7 december werkte we opnieuw enkele uren intensief. Ik vertelde hem het zo waardevol te vinden waar we mee bezig waren, omdat ik hem nooit met de bedoeling een boek met hem te schrijven had benaderd. Eigenlijk was er op een natuurlijke wijze vriendschap tussen hem, Aurelio Peccei, Jermen Gvishiani en mij gegroeid. Ik herinnerde hem aan de avond in Wenen op 1 juni 1971Ga naar voetnoot2 (waarbij Gvishiani pianospeelde en Handler had gezongen. ‘That was a remarkable evening,’ antwoordde hij, ‘because the next day, all the problems that had troubled me and Gvishiani disappeared. Oh yes, the next day we finally created iiasa, the very next day.’ Ik vroeg: ‘Did it happen there and then?’ ‘Absolutely. It happened during our meeting that day in the Imperial Hotel in Vienna.’ Ik zou hem niet meer terugzien. Zijn toestand verslechterde. Ik keerde via New York naar Amsterdam terug. Op 29 december 1981 overleed dr. Handler in het ziekenhuis in Boston Professor Kamin zond me per telegram het overlijdensbericht. In 1982 nam ik contact op met zijn opvolger dr. Frank Press, die aanvankelijk belangstelling toonde om het manuscript via de National Acadamy of Sciences te publiceren. Later bleek de Nederlandse ambassade in Washington hem te hebben geadviseerd dat mijn reputatie zodanig omstreden was dat de Academy dr. Handler de blamage moest besparen om zijn memoires met mij als interviewer uit te brengen. Frank Press zag er dus van af en het is in 2003 nog steeds een unvolendete symfonie. Toch zoek ik naar een oplossing. |
|