Verantwoording
Dit symposium over grenzen aan de groei is het logische gevolg op deel I, dat in
1973 bij dezelfde uitgever verscheen. Waar deel I bestond uit gesprekken uit de
sfeer van de westerse cultuur - met uitzondering van de Burmees U Thant - is
deel II samengesteld uit gesprekken met personen uit socialistische landen, de
zogenaamde Derde Wereld of de ontwikkelingslanden, en Japan. (Met uitzondering
van de Italiaan Peccei en de Nederlander Boerma.)
Laat ik vooropstellen dat een voornaam accent is gevallen op meningen uit de
Sowjet-Unie en Japan. Deels is dit gebeurd, omdat voornamelijk juist in deze
samenlevingen de discussie over het onderwerp der groeiproblematiek op gang is
gekomen, zoals in het Westen. Sommige Latijns-Amerikaanse landen houden zich
eveneens met deze vraagstukken thans bezig, en deze zijn dan ook in de
hiervolgende reeks opgenomen. In de overige zogenaamde ontwikkelingslanden staat
men nog voor zoveel andere en dringender problemen, dat men nauwelijks of niet
aan filosoferen over groeiproblemen toe is. Een andere oorzaak voor deze
ongelijke verdeling lag in het feit dat de uitgever mij ditmaal bond aan de
beperking van 50 gesprekken in plaats van de door mij voorgenomen 75, terwijl
bovendien aanzienlijk meer fondsen nodig zouden zijn geweest dan beschikbaar
waren om een zo omvangrijk aantal gebieden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika
grondiger te bereizen dan hier is geschied. Daarbij zou ik, zoals ik bij het
schrijven van deel I reeds deed, de aandacht willen vestigen op de
onmogelijkheid, in een zo kort bestek als een boek van 400 pagina's een
gebalanceerde en representatieve weergave van wat leeft en gedacht wordt onder
die massa van 2,5 miljard mensen hier in de verste verten te kunnen samenvatten.
Ook ditmaal waren er tal van personen die werden benaderd, maar wie het
onmogelijk was een passende tijd en plaats in drukke werkschema's in te passen.
In het bijzonder betreur ik de afwezigheid in deze serie van China, Indonesië en
Cuba. De ambassades van China en Cuba lieten schriftelijke verzoeken van mijn
uitgever om medewerking botweg onbeantwoord. Na de hulp te hebben ingeroepen van
het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag en de Nederlandse ambassade in
Peking bleven de Chinese autoriteiten Oostindisch doof om medewerking te
verlenen aan dit project. Daar ik meende China niet zonder meer van deze reeks
te kunnen uitsluiten heb ik integraal en naar de uitgave van de Chinese
ambassade in Den Haag de redevoering van vice-premier Teng Hsiao-ping voor de in
april 1974 te New York gehouden internationale grondstoffenconferentie
opgenomen. In 1960 ontmoette ik in Havana Raphael Rodriguez, de Henry Kissinger
van Fidel Castro. De Cubaanse ambassadeur in Den Haag weigerde echter zijn
medewerking om een interview tot stand te brengen.
Als kenner van land en volk van Indonesië is het voor mij een teleurstelling dat
de meningen van dit op vier na grootste land ter wereld hier moeten ontbreken.
Dit heeft een politieke reden. Als criticus van het huidige militaire regime in
Djakarta werd mij herhaaldelijk een visum geweigerd. De enige Indonesiër die tot
voor kort de Club van Rome-