Verzen uit oorlogstijd (1914-'19)(1919)–Karel van den Oever– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 109] [p. 109] De schoone Kerk. Aan Mgr. Dr. Poels, te Welten. De kerk is schoon als de avond gaat vergelen het waterhelder raam dat blaakt van goud en geel-gesmolten stralen droomend spelen op muren en pilaar uit vuur gebouwd; de kerk is schoon als kandelaars rijp branden van zijpend zonlicht dat in 't raam versmelt, als 't autaar vonkt met bloed-omlaaide randen en diepe gloed uit 't Tabernakel welt.. De kerk is schoon.. God's vuur'ge glansen smeulen op kruis en bank en op 't vaal schilderij waar Jezus, uitgekleed door grove beulen, eenzaam naar d'hemel blikt voor u en mij. En liefdevol in d'harde bank gezeten staar ik naar 't rood Geheim van Liefde en Licht: de Godslamp vlamt en heeft haar vlam vergeten in 't licht van Gods aanwezig Aangezicht.. En 'k voel Zijn Bloed gelijk een olie zieden om 't heete hart dat huivrend boet en bidt, terwijl een roode straal heftig gaat vlieden uit Jezus' Hart, waar ik te vragen zit. Vorige Volgende