Jeugdige minne-spiegel
(1634)–Pieter Nootmans– Auteursrechtvrij
[pagina 171]
| |
Stemme: Vroutje is u man niet thuys.
Titer.
Nymphje wilje so ter vlucht,
Mits Apolloos krulsel,
Daeldt by Thetis uyt de lucht
En Diaen haer hulsel
Nu vol-toyt met naer gesucht
Tot ds nachts vervulsel?
Sylvia.
2. Harder wat sou my de nacht
Niet dan droefheyt geven?
Wie sou voor mijn schaepjes wacht,
(Die van angste beven)
Tegen aller beesten macht
Stellen sijn jongh leven?
Titer.
3. Dat sal ick u Titer doen,
Set u by my neder,
En in't Bos u schaepjes hoen,
Daer ick u van Ceder
Eene Krans in 't klaver-groen
Vlechten sal dan weder.
Sylvia.
4. Of het schijnssel vande doot
Harder my eens kusten?
Titer.
Sylvia ten waer geen noodt:
Slaep hier vry na lusten,
En wilt veyligh in mijn schoot
By u Titer rusten.
| |
[pagina 172]
| |
Sylvia.
5. Of ons dan een wreede Leeu
Listigh quam betrapen?
Titer.
Dan sal ick met hel geschreeuw
Wecken al de Knapen,
Die met reckingh en gegeeuw,
Hoeden hare Schapen.
Sylvia.
6. Titer nu ghy om mijn min
Hebt dus langh gehengelt,
En ghy met u Harderin
Ziel in Ziel vermengelt,
Soo wert u dan na mijn sin,
Echtens Krans gestrengelt.
Titer.
7. Sylvia als ghy my kroont
Met de roose Bloemen,
Sal ick gaen daerPhyllis woont,
En ons Bruyloft roemen,
Om dat ghy met minne loont
Vwen Naem haer noemen.
Een of Geen. Eynde. |
|