Jeugdige minne-spiegel
(1634)–Pieter Nootmans– Auteursrechtvrij
[pagina 66]
| |
Stemme: Schoonste Nymphje van het Wout.Ach verharde Harderin
Die, door min,
Al de bergen, bosschen, dalen
Al de starren, son, en maen,
Doet vergaen
Boven uyt des Hemels-Salen.
Siet u Harders volle krop
Boven op
Van die hoog-verheve kruynen
Neurt dit stadigh droevigh uyt
Op sijn fluyt,
Dat het schatert door de duynen
Is liefs schoone borst van stael
Of metael,
Of gesmeet van harde bergen
Dat sy nimmer hare slaeff,
Tot sijn gaeff,
Sou een minne-soentje vergen.
Steeds mijn drabb'lig woeligh vee
Gaet dan mee
Door de dik-begraesde weyden
En beweent een yder tret
Die ick set,
Jae betraent de groenen heyden.
| |
[pagina 67]
| |
Somwijl pluck ick af een roos,
Schoon van bloos,
Schoonder als een root scharlaken,
Die'k (gescheyde vande maets)
In u plaets
Vergelijck by u schoon kakaen.
Dan verêert my Vrou Pallas
Een gewas
Nat bedaut met 'sHemels-Nectar;
Maer ick vind' ghy over-bromt
Al 't gebloemt,
Mits gy zijt de gulde trek-star.
Trek-star, die in 's Hemels-pool
Godt AEool
Steeds verselt met hem te waken;
Op dat Boreas te strangh
Met sijn gangh
Niet en scheur Godt Jupijns daken.
Noyt was Harders-trou soo kleyn
In't gemeyn,
Datmen trouwer Lief sou vinnen
Dies ik sweer by 'tvlockje teer,
By mijn eer,
Dat ik stadigh u sal minnen.
Een of Geen. |
|