Jeugdige minne-spiegel
(1634)–Pieter Nootmans– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
Tot loff van den vermaerden Rijmer P. Nootmans op sijn Liedt-Boeck, genaemt de Minne-Spiegel.Ghy Rijmers die, door geest uws breyns-geslepe harssen,
De wel-gevoede reen uyt u vernuft doet parssen!
Ghy die soo menigmael u Famaas-loff uyt-singt
Wanneer de gulde Son door duysterheden dringt!
Ontsluyt u sinnens-Choor, ontgrendelt uwe krachten,
En opent 'tkloecke breyn uws hooge sins-gedachten,
En siet wat volle vreugdt op 'tHel'con wort vertelt,
Alwaer Eratoos-stem dees Minne-Spiegel meldt:
Een Spiegel vande Min, een Spiegel voor de Dieren
Die 'tysig-koele hart tot minnens-dwang-lust stieren:
Een dwangh die't flicker-Licht, en Starrens goot vermoogh,
Met onverwachte pijn, den boesem over-toogh.
Kom herwaerts, soet Geslacht, en grage Leserinnen,
Hier sult ghy u vermaeck in Sang-Gedichte vinnen,
| |
[pagina 18]
| |
Hier sult ghy uwe lust, en maegdelijcke Jeugdt
Verquicken op het soetst' in minnelijcke vreugdt.
Hier vindt ghy voor u oogh, hoe Nootmans, met sijn dichten,
Een droevigh minnend' hart van droefheyt kan verlichten.
Door lieffelijck gesmeeck, door aengenaem gevry,
Door minnens soet gestreel, door lieve-kosery.
Dus als ghy zijt versaemt, en lust schept in het quelen,
Vat dese Spiegel aen, die sal u stracks mee-deelen
Waer nae u soete ziel met gragen yver jaegt;
Dies bidd' ik, nevens my, hem uwe gonst toe-draegt;
Iae thoont ghy danckbaer zijt: geeff hem tot dichts-belooning
Een roemelijcke Naem, en in u hart sijn wooning;
Op dat sijn langh geheugh u nimmer en ontgaet,
Maer sijn soo waerde loff doch altijdt by u laet.
Dies wensch ick stadigh aen dat Atrops hem wil sparen
Tot dat hy heeft beleeft des ouden Nestors jaren.
P. Tribolet. 'kWroet nae't End. |
|