Een nacht in Tunesië(1965)–Cees Nooteboom– Auteursrechtelijk beschermd Inhoudsopgave O ja, palmen Fakha, Leffa, Attarine De grote moskee Of niet eens Een nacht in Tunesië Nefta, de laatste oase Avond in de stad Sheherazade Wind en regen Vader spreekt De formateur Stamverwanten Een held van deze tijd Ven Guf Wat zouwe ze denken? Schotse dagen: de eerste twee Schotse dagen: boze schrijvers, en een gevecht over censuur Schotse dagen: vuiligheid en decadentie Hugo krijgt de Harry-prijs De zondagsspiegel Post Een koningsdrama Wie en waarom Schepje van ambassadeur Een middag aan het Hof Een middag in Clichy Varen naar Engeland? Engelse ochtend Brendan Behan In een Schotse kamer Een middag volkstoneel Een avond in Beatleland 1816-1964 Een avond in Deauville Nacht en ochtend Rome na tien jaar Een vliegreis Eten met een ezel Akropolis Engelse verkiezingen: een toespraak in Rochester Engelse verkiezingen: laatste dag vóór de stembus Engelse verkiezingen: oordeel in Londen Engelse verkiezingen: een gedenkwaardig etmaal Exit Tot het over is Kensington Gardens Lager Huis Een nachtrit Rotterdamse avond De stille oorlog Een fabeltje Lichtzinnig R.R.R. De wereld van Formentor Zommer en Winter Een geschiedenis uit St Tropez Eerste hoofdstuk, waarin de schrijver hiervan kennis maakt met een vlinderachtige persoonlijkheid, en via haar met een krachtdadig iemand die hem aanbiedt een boottocht mee te maken aan de Franse zuidkust, waar ter meerdere eer en glorie van een ongenoemde sigaret een onderwaterfilm zal worden gemaakt, en waarin de schrijver hiervan besluit dit aanbod aan te nemen. Tweede hoofdstuk, waarin de schrijver hiervan meedeelt dat er in dit hoofdstuk niets wetenswaardigs voorvalt maar niettemin zijn reis met de vlinderachtige persoonlijkheid en de jonge man in 't monsterachtige voertuig voortzet, in de Franse hoofdstad overnacht en weer verder trekt. Derde hoofdstuk, waarin de schrijver hiervan in St Tropez aankomt en daar in gezelschap van de vlinderachtige persoonlijkheid menige tegenslag te verduren krijgt en voornamelijk veel slaap heeft. Vierde hoofdstuk, waarin de schrijver hiervan alweer meedeelt dat er niets is gebeurd zodat men zich afvraagt waarom hij al die moeite doet, maar waarin hij niettemin de gestrengheid van het mondaine nachtleven uit de doeken doet en tenslotte toch een plek vindt om zich te ruste te leggen. Vijfde hoofdstuk, waarin de vlinderachtige persoonlijkheid en de schrijver hiervan eindelijk een schip vinden om het grote avontuur mee te beginnen en waarin de jonge man op kundige wijze met de Schotse kapitein over de prijs onderhandelt - en waarin tevens uit de doeken wordt gedaan hoe de wereld geregeerd wordt zodat het dus in elk geval zin heeft om dit hoofdstuk tot op de draad uit te lezen. Zesde hoofdstuk, waarin de schrijver hiervan zijn gebruikelijke slordigheid tracht te overwinnen en de zaak kundig tracht uiteen te zetten, wat wel niet gelukt zal zijn, en waarin hij in gezelschap van de vlinderachtige persoonlijkheid naar het vliegveld van Nice vertrekt om aldaar de leider van het geheel af te gaan halen die met zijn adjudanten uit een oosters land aankomt en waarin allen gezamenlijk op ongeloofwaardige wijze aan een vreselijke dood ontsnappen. Zevende hoofdstuk, waarin wij voor het eerst allemaal aan dek van de Annie-Loreen zitten en enige personen beschreven worden en een lastig iemand Die Er Niet Bijhoort van boord gewerkt wordt. Achtste hoofdstuk, waarin wij dan eindelijk het zeegat uitvaren en waarin de schrijver hiervan een ingewikkeld compliment geeft aan de beeldschone filmster, en waarin de betrouwbare voor 't eerst naar een wrak duikt en het hoofdstuk in Latijns geconstrueerde zinnen wordt afgesloten. Negende hoofdstuk, waarin de Annie-Loreen het anker licht en weer elders laat vallen, de schrijver hiervan een aanval van romantische beschrijvingszucht zoals gewoonlijk niet kan weerstaan maar niettemin als enige midden in de nacht wakker wordt als het schip plotseling wegvaart en een gesprek voert met de onvergelijkbare kapitein MacKyle over het zeemansinstinct en het gebrek daaraan bij stadsmensen. Tiende hoofdstuk, waarin de leider van het geheel als eerste in een Groenlandse trui te water gaat en ook de schrijver hiervan, zij het op grotere hoogte, zijn plicht uitoefent en waarin de beeldschone filmster een bloedneus oploopt en daarom door alle anderen bewonderd wordt, en waarin de kapitein van het schip samen met de schrijver een naakteiland bezoekt. Elfde hoofdstuk, waarin de schrijver hiervan mediteert over de onzichtbare moeilijkheden die achter een film schuilgaan en waarin de onderwatercamera op eigen gelegenheid te water gaat, maar waarin vooral een vreselijke storm opsteekt waar kapitein MacKyle ons met vaste hand, zijn fraaie zeemansuiterlijk meer dan waar makend, doorheen voert, en waarin een vlag gestreken en gehesen wordt. Twaalfde hoofdstuk, waarin de schrijver hiervan in ernstige twijfels verkeert of hij zijn lezers wel voldoende bezighoudt en waarin een nieuwe figuur, een Engelsman nog wel, op het toneel verschijnt en waarin wij bij avondlicht een film draaien waarin de echtgenoot van de beeldschone filmster een schurkenrol vervult hetgeen hem wonderwel goed afgaat - en waarin tevens de sterke zijn naam met een donderende klap waarmaakt en de leider van het geheel, de sterke, de vlinderachtige persoonlijkheid en de schrijver hiervan gevankelijk worden meegevoerd. Dertiende hoofdstuk, waarin de schrijver hiervan, uit zijn gevangenschap verlost, in het binnenland van een eiland over zijn vervlogen jeugd nadenkt. Veertiende en laatste hoofdstuk, waarin iedereen afscheid neemt van iedereen en de schrijver hiervan zich met de beeldschone filmster naar het vliegveld van Nice begeeft waar zij naar het noorden en hij naar het zuiden vertrekt, zodat er daardoor tevens een einde komt aan dit verhaal, wat er dan ook onder komt te staan.