| |
| |
| |
Inleiding
| |
| |
Ter inleiding: Personalia
‘Patricius van Antwerpen’
Of de wankelmoedige fortuin Jan van der Noot nu gunstig gezind was of niet, steeds heeft de dichter zich beroepen op zijn afstamming van een illuster Brabants geslacht, hetzij als fundament van zijn zelfbewuste trots (goossenius 277-305), hetzij als stutsel in zijn berooidheid, wanneer hij ‘veroirsaeckt is myn E. Heeren [de Antwerpse schepenen] veur te houden dat zy gedencken willen dat noch hy noch syne vuervaderen over veel hondert jaeren gheen onbekende noch onbillicke mannen geweest en syn noch oick alhier op gheenen stroowisch dreijvende gecomen en zyn’Ga naar voetnoot1.
De voorhanden historische gegevens voldoen hem klaarblijkelijk niet om de luister van het geslacht Van der Noot te grondvesten: als oudste vertegenwoordigers der familie citeert hij ‘Messer Luciaen dela Noce, Edelman Romeyn’ als eigenlijke stamvader van de Nederlandse tak door zijn huwelijk met ‘Iuffrou Magdalene van Rinchorst’Ga naar voetnoot2 en een Frederik, die door Karel de Grote glorierijk onderscheiden werd.Ga naar voetnoot3
De realiteit is weliswaar minder spectaculair, maar daarom niet minder indrukwekkend binnen het kader van de Brabantse geschiedenis.Ga naar voetnoot4
De naam Van der Noot stamt van de toponiem Sint-Joost-ten-Node, waar de familie reeds in de dertiende eeuw over aanzienlijke bezittingen beschikte; in die periode wordt een Gossuin van den Oede of van de Noet vermeldGa naar voetnoot5. Hun opgang in het Brusselse patriciaat werd vergemakkelijkt door een alliantie met de familie Uten Steenweghe (Ex Via Lapidea). Aan dit geslacht, dat als wapenschild voerde in zilver vijf rode
| |
| |
sint-jakobsschelpen, ontleenden de Van der Noots ook hun eigen blazoen: in goud vijf zwarte sint-jakobsschelpenGa naar voetnoot6. In 1311 bekleedt Jan de Noet als eerste van zijn geslacht de waardigheid van het schepenambt te BrusselGa naar voetnoot7. Daarna neemt de familie aanhoudend toe, zowel in aanzien als in vertakkingen. Op 16 mei 1716 wordt Charles Bonaventure van der Noot door keizer Karel VI tot graaf verhevenGa naar voetnoot8. Ook de bekende Hendrik van der Noot (1731-1827), conservatief leider van de Brabantse Omwenteling, stamt uit deze familieGa naar voetnoot9. De zijtak waaruit onze auteur voortgekomen is, vestigt zich te Antwerpen op het einde der vijftiende eeuw in de persoon van Cornelis van der Noot. Vermoedelijk is hij aldaar komen wonen na zijn huwelijk met Catharina Draeck, die immers stamt uit een voornaam Antwerps geslacht. Cornelis zelf, evenals zijn zoon AdriaanGa naar voetnoot10 en kleinzoon Jan, onze dichter, bekleden meer dan eens het schependom te Antwerpen. In de loop der zeventiende eeuw sterft deze Antwerpse linie van het geslacht Van der Noot uitGa naar voetnoot11: Cornelis († vóór 1580), oudste broer van de dichter, laat enkel drie dochters naGa naar voetnoot12; van Adriaan, de tweede oudste broer, is geen nageslacht bekendGa naar voetnoot13, en ook Jan van der Noots eigen huwelijk met Cecilia de Billihe is kinderloos geblevenGa naar voetnoot14.
Reeds op de titelplaat van Ext heeft Jan van der Noot de kwartieren van zijn voorgeslacht zowel van vaders- als van moederszijde laten afbeelden, een omstandigheid waarop ook in de Apod, § 23 (OE, [16]) nadrukkelijk gewezen wordt. Het belang dat Van der Noot aan deze heraldische opsmuk hecht, blijkt wel hieruit, dat deze blazoenen op de titelplaat der PW in 1584 aangevuld zijn tegenover de opstelling in Ext, en dat deze zestien kwartieren in de PW van 1588 nogmaals verbeterd zijn tegenover de vier jaar oudere versie.
Tot nu toe heeft enkel prof. Zaalberg even aandacht besteed aan de identificatie van een tweetal wapenschilden in deze omramingen (OE, [239]). Voor het achterhalen van Jan van der Noots onmiddellijk voorgeslacht hebben vroegere onderzoekers een beroep gedaan op andere bronnen, maar dit niet steeds met positief of afdoend resultaat. Vermeylen - die het werk van Azevedo niet gekend heeftGa naar voetnoot15 - vermeldt als mogelijke bronnen om een eventuele stamboom op te stellen o.a. Jacobus Le Roy en Christophorus ButkensGa naar voetnoot16. Zelf somt Vermeylen Van der Noots voorouders in rechtstreekse mannelijke linie op tot Wouter III (ca. 1362-1432)Ga naar voetnoot17. Vermeylens onbekendheid met Azevedo is niet precies als nadeel te beschouwen, omdat deze achttiendeeeuwse genealoog juist t.a.v. onze dichter een weinig accurate voorstelling van zaken
| |
| |
geeft: hij laat Jan van der Noot huwen met ene Cecilia ‘Beyllets’Ga naar voetnoot18, bedenkt hem met een zoon Cornelis - in feite Jans oudste broer - en verwart hem daarna nog met een naamgenoot (†8 okt. 1667), ‘Avocat, & fameux Poëte de son temps’Ga naar voetnoot19.
De meest relevante bijdrage tot nu toe, gewijd aan Van der Noots personalia, is nog steeds een opstel van Floris Prims, waarvoor in de eerste plaats een beroep is gedaan - zoals de titel het reeds impliceertGa naar voetnoot20 - op bescheiden uit het Antwerpse stadsarchief. Voor het eerst wordt hier de juiste en volledige samenstelling van het gezin achterhaald, waaruit de auteur stamtGa naar voetnoot21. Tevens wordt ons de correcte naam van Jans echtgenote verstrekt, evenals nadere omstandigheden omtrent het afsluiten van hun huwelijk. Ook heeft Prims alle mogelijke ambtelijke stukken betreffende Van der Noot verzameld en geïnterpreteerd. Ten slotte wordt een gedeeltelijke stamboom van de families Van der Noot en Draeck opgesteld.
Tegenover het zevental namen, door Vermeylen te berde gebracht, is de aanbreng van Prims heel wat belangrijker. De kennis van deze complexe materie laat hem dan ook waarschuwend zeggen: ‘De stamboom is niet zoo licht op te maken als zekere schrijver [bedoeld is Vermeylen] meent’Ga naar voetnoot22.
Aan de hand van de voormelde bronnen en met behulp van 's dichters eigen informatie, afgebeeld op de titelplaat der PW van 1588, wordt hierna de kwartierstaat van Jan van der Noot opgesteld. De leemten die in Prims' overzicht overbleven (gedeeltelijk in de afstamming van vaderszijde en totaal in de vrouwelijke linie) worden hierbij in de mate van het mogelijke aangevuld.
| |
| |
|
I |
|
II |
|
III |
|
IV |
1 |
Wouter van der Noot |
|
|
|
|
X |
1 |
Jan van der Noot |
|
|
2 |
Margarita de Hertoghe |
|
|
|
|
|
X |
1 |
Cornelis van der Noot |
|
3 |
Costen Kets |
|
|
|
|
X |
3 |
Barbe van Kets |
|
|
4 |
Elizabeth van Wingene |
|
|
|
5 |
Jan Draeck |
|
|
X |
1 Adriaan van der Noot |
|
X |
5 |
Wouter Draeck |
|
|
6 |
...de Wesele |
|
|
|
|
(Sompeke) |
|
|
|
|
|
X |
5 |
Catharina Draeck |
|
7 |
Nicolaas van de Werve |
|
|
|
|
X |
7 |
Geertrui van de Werve |
|
|
8 |
Catharina Macarts |
|
|
|
X |
|
|
|
|
9 |
Jan Daens |
|
|
|
|
X |
9 |
Jan Daens |
|
|
10 |
...t'Serclaes |
|
|
|
|
X |
9 |
Jan Daens |
|
|
11 |
...van Liere |
|
|
|
|
van Immerseel |
|
|
|
|
X |
11 |
...van Lierse |
|
|
12 |
...t'Seraerts |
|
van Immerseel |
|
X |
9 Josine Daens |
|
|
|
|
13 |
...Godevaerts |
|
|
|
|
X |
13 |
...Godevaerts |
|
|
14 |
...van Balen (?) |
|
|
|
|
|
X |
13 |
Marie Godevaerts |
|
15 |
...van Borselen |
|
|
|
|
X |
15 |
...van Borselen |
|
|
16 |
...van Berchem |
|
|
|
| |
| |
| |
Nadere biografische gegevens
I.1 Wouter III van der Noot (oca. 1362 †5 dec. 1432)
Zoon van Wouter II en van Aleyt 's Wisseleren, gezegd Thoenijs.
Heer van Risoir, raadsheer van Brabant.
Gehuwd met 1) Margarita de Hertoghe op 6 juli 1394
2) Juette Collays.
Lit. : |
Azevedo, a.w., 2; Cacamp, a. art., 577-579; Herckenrode, a.w., 1432. |
Wapen: |
in goud vijf kruislings geplaatste zwarte sint-jakobsschelpen. |
Lit. : |
Jules Bosmans, Armorial ancien et moderne de la Belgique, Bruxelles, 1889 (s.v. Noot); Herckenrode, Armorial, nr. 1543; J.B. Rietstap, Armorial général précédé d' un dictionnaire des termes du blason, Gouda, 1884-1887, II, 324. |
| |
I.2 Margarita de Hertoghe (†4 mei 1400; Van Parys en Cacamp: 1421)
Jongste der drie kinderen van Jan, schepen van Brussel in 1395, en van Elizabeth van der Hellen.
Lit. : |
Azevedo, a.w., 2; Cacamp, a. art., 577-579; Herckenrode, a.w., 1432; Van Parys en Cacamp, a. art., 72. |
Wapen: |
in goud drie rode burchten en een vrijkwartier in blauw, beladen met drie zilveren lelies met afgesneden voet, twee en een (Clutinck, Eggloy). |
Lit. : |
Bosmans, a.w., (s.v. Hertoghe, de); Herckenrode, a.w., 1432; Id., Armorial, nr. 1539; Van Parys en Cacamp, a. art., 68; Rietstap, a.w., I, 939. |
| |
I.3 Costen Kets
Burgemeester van Antwerpen in 1424. Gehuwd met Elizabeth van Wingene.
Lit. : |
Azevedo, a.w., 35; Cacamp, a. art., 585-586; Herckenrode, a.w., 1136. |
Wapen: |
in zilver (goud?) een gaande zwarte kat. |
Lit. : |
Bosmans, a.w., (s.v. Kets, de); Herckenrode, Armorial, nr. 1241; Rietstap, a.w., I, 387. |
| |
I.4 Elizabeth van Wingene (Wijnegem)
Echtgenote van Costen Kets.
Lit. : |
Azevedo, a.w., 35; Cacamp, a. art., 585-586; Herckenrode, a.w., 1136. |
Wapen: |
in goud (zilver) een doorsneden rode keper, vergezeld van drie zwarte adelaars, gebekt en gepoot van goud. |
Lit. : |
Bosmans, a.w., (s.v. Wyneghem); Van Parys en Cacamp, a. art., 43. |
| |
I.5 Jan Draeck (†1448)
Zoon van Willem. Jan is schepen van Antwerpen in 1439.
Lit. : |
Herckenrode, a.w., 681; Prims 1929, 622. |
Wapen: |
gevierendeeld: I en IV in blauw een gevleugelde en geschubde gouden draak; II en III in zilver drie rode kepers. |
Lit. : |
Bosmans, a.w., (s.v. Draeck); Herckenrode, Armorial, nr. 800; Rietstap, a.w., I, 561. |
| |
I.6...De Wesele (gezegd Sompeke)
Echtgenote van Jan Draeck.
Lit. : |
Herckenrode, a.w., 681. |
| |
| |
Wapen: |
in rood (?) een zilveren (?) dwarsbalk, in het schildhoofd vergezeld van een vijfpuntige gouden (?) ster. |
Lit. : |
Rietstap, a.w., II, 798. |
| |
I.7 Nicolaas van de Werve
Derde kind van Nicolaas en van Catharina van Wilre. Hij is gehuwd met Catharina Macarts.
Lit. : |
Herckenrode, a.w., 682, 2119. |
Wapen: |
gevierendeeld: I en IV in goud een zwart wild zwijn; II en III in zwart drie zilveren kepers; daarnaast ook II en III in zilver drie zwarte kepers. |
Lit. : |
Bosmans, a.w., (s.v. Werve, van de); François de Cacamp, Frédéric Collon en Julienne Martens-Malengrau, ‘Armorial des vassaux du comte Henri de Nassau...’, in Brabantica VIII (1966), I, 124; Herckenrode, Armorial, nr. 2250; Rietstap, a.w., II, 1075. |
| |
I.8 Catharina Macarts ( Micaert(s), Malaerts)
Echtgenote van Nicolaas van de Werve.
Lit. : |
Herckenrode, a.w., 682, 2119. |
Wapen: |
in zilver (?) een rode (?) dwarsbalk, vergezeld van drie sterren van hetzelfde, geknopt van zilver (?). |
| |
I.9 Jan Daens
Zoon van Gerard en van Catharina van Nieuwelande of Catharina van Dale (De Valle).
Lit. : |
L. Bisschops, Genealogische nota's, 158, nr. 18. |
Wapen: |
in blauw een zilveren dubbele adelaar, gebekt en gepoot van goud. |
Lit. : |
Bosmans, a.w., (s.v. Daems); Rietstap, a.w., I, 503. |
| |
I.10...t'Serclaes
Echtgenote van Jan Daens. Aangezien geen literatuur over deze persoon voorhanden is, wordt uitsluitend gesteund op het blazoen in titelvel 1588.
Wapen: |
in rood een zilveren leeuw, genageld getongd en gekroond van goud, beladen met het wapenschild van Bijgaarden: in goud een schildhoofd, geschaakt van zilver en zwart. |
Lit. : |
Bosmans, a.w., (s.v. T'Serclaes); Herckenrode, Armorial, nr. 1907; Rietstap, a.w., II, 763. |
| |
I.11...Van Liere van Immerseel
Geen gegevens voorhanden, tenzij titelvel 1588.
Wapen: |
in zilver drie zwarte lelies, twee en een. |
Lit. : |
Bosmans, a.w., (s.v. Immerseel); Herckenrode, Armorial, nr. 1297; Rietstap, a.w., I, 1018, II, 68. |
| |
I.12...t'Seraerts
Zelfde opmerking als t.a.v. I.10 en I.11.
Wapen: |
in rood, bezaaid met zilveren vijfblaren, een leeuw van hetzelfde, genageld getongd en gekroond van goud, over alles heen. |
Lit. : |
Herckenrode, a.w., 1772; Id., Armorial, nr. 1906; Rietstap, a.w., II, 763. |
| |
I.13...Godevaerts
Vader van Marie Godevaerts.
| |
| |
Lit. : |
Bisschops, a.w., 158, nr. 17. |
Wapen: |
in...een zwijn, doorboord met een zwaard. |
| |
I.14...Van Balen (?)
Op basis van het blazoen als in titelvel 1588 en met behulp van Théodore de Renesse, Dictionnaire des Figures Héraldiques, Bruxelles, 1892-1903, IV, 578-579 zijn de families uitgezocht die in aanmerking komen voor de huidige vermelding. Na eliminatie van de buitenlandse geslachten blijven de volgende namen over:
- | Van Baalen (Vlaanderen): in blauw twee gekruiste zilveren zwaarden met gouden gevest.
Lit.: Rietstap, a.w., I, 92. |
- | Dodyns (Holland): in groen twee gekruiste zilveren zwaarden met gouden gevest.
Lit.: Rietstap, a.w., I, 546. |
- | Van Ierseke (Holland): in rood twee gekruiste zilveren zwaarden met gouden gevest.
Lit.: Rietstap, a.w., I, 1016. |
- | Lancsweert (Holland): in rood twee gekruiste zilveren zwaarden met gouden gevest.
Lit.: Rietstap, a.w., II, 15. |
- | Van Riebeek (Holland): in blauw twee gekruiste gouden zwaarden.
Lit.: Rietstap, a.w., II, 568. |
Uiteindelijk is geopteerd voor Van Baalen omdat de herkomst van deze familie Antwerpen nog het meest nabij is. Trouwens, blijkens Smit-Hellinga, XI-XII waren leden van dit geslacht nog in de zestiende eeuw te Antwerpen gevestigd.
| |
I.15...Van Borselen
Geen gegevens voorhanden, tenzij titelvel 1588. Dat een lid van dit geslacht bedoeld is, blijkt uit de corrigering van het wapen t.o.v. de titelplaat in Ext.
Wapen: |
in zwart een zilveren dwarsbalk. |
Lit. : |
Herckenrode, a.w., 263; Id., Armorial, nr. 379; Rietstap, a.w., I, 255. |
Op de plaat in Ext is het blazoen van een zijtak afgebeeld, nl. Van Borsele van der Hooge of Van Borsele van Sandyck; zie Rietstap, a.w., I, 255-256.
| |
I.16...Van Berchem
Alweer is titelvel 1588 de enige bron.
Wapen: |
in zilver drie rode palen. |
Lit. : |
Herckenrode, a.w., 140; Id., Armorial, nr. 233; Rietstap, a.w., I, 167. |
| |
II.1 Jan van der Noot (oca. 1399 †7 aug. 1476 (Azevedo) of 1474 (Cacamp))
Derde kind van Wouter III en van Margarita de Hertoghe. Hij wordt schepen en burgemeester van Brussel. Jan is tweemaal gehuwd geweest, eerst met Catharina van Mons, daarna met Barbe van Kets. Bij zijn tweede vrouw had hij zes kinderen.
Lit. : |
Azevedo, a.w., 35; Cacamp, a. art., 579, 585-586; Herckenrode, a.w., 1136, 1432. |
Noot : |
Bij Azevedo wordt onmiddellijk hierna een gelijknamige Jan van der |
| |
| |
|
Noot ingelast als overbodige schakel tussen het hier behandelde personage en zijn zoon Cornelis. |
| |
II.3 Barbe van Kets (Barbara Kets)
Dochter van Costen en echtgenote van Jan van der Noot. Zij hadden zes kinderen.
Lit. |
: Azevedo, a.w., 35; Cacamp, a. art., 585-586; Herckenrode, a.w., 1136, 1432. |
| |
II.5 Wouter (Walraven) Draeck
Zoon van Jan en van...de Wesele. Hij is gehuwd met Geertrui van de Werve.
In 1463 is hij burgemeester van Antwerpen.
Lit. |
: Azevedo, a.w., 35; Cacamp, a. art., 587; Herckenrode, a.w., 681, 682; Prims 1929, 622. |
| |
II.7 Geertrui van de Werve
Dochter van Nicolaas en van Catharina Macarts. Zij is gehuwd met Wouter Draeck.
Lit. |
: Azevedo, a.w., 35; Cacamp, a. art., 587; Herckenrode, a.w., 682; Prims 1929, 622. |
| |
II.9 Jan Daens (†aug. 1495)
Zoon van Jan en van...t'Serclaes.
Lit. |
: Bisschops, a.w., 158, nr. 17, 18. |
| |
II.11...Van Liere van Immerseel
Dochter van...van Liere van Immerseel en van...t'Seraerts.
Geen bron voorhanden tenzij titelvel 1588.
| |
II.13...Godevaerts
Zoon van...Godevaerts en van...van Baalen (?).
Zelfde opmerking als bij II. 11 geldt ook hier.
| |
II.15...Van Borselen
Dochter van...van Borselen en van...van Berchem.
Identificering alweer op basis van titelvel 1588.
| |
III.1 Cornelis van der Noot (†4 feb. 1503, begraven te Brecht)
Vierde kind van Jan en van Barbe van Kets. Hij wordt schepen te Antwerpen in 1490, 1491 en 1494 en heer te Brecht, waar hij het hof van Pulle koopt. Hij is eerst gehuwd geweest met Catharina Draeck, daarna met Geertrui Wynricx († Antwerpen 16 jan. 1538). Uit elk van deze twee huwelijken bleven drie kinderen in leven.
Lit.: |
Azevedo, a.w., 35; Cacamp, a. art., 585-586; Herckenrode, a.w., 682; Prims 1929, 602, 622. |
| |
III.5 Catharina Draeck (†9...1486)
Tweede kind van Wouter en van Geertrui van de Werve. Zij is gehuwd met Cornelis van der Noot.
Lit. |
: Azevedo, a.w., 35; Cacamp, a. art., 587; Herckenrode, a.w., 682; Prims 1929, 622. |
| |
III.9 Jan Daens († vóór juli 1501)
Zoon van Jan en van...van Liere van Immerseel. Hij is fabrikant van waskaarsen.
| |
| |
Jan Daens is viermaal gehuwd geweest; achtereenvolgens met Marie van den Neste, Adriana Henricxzoens, Marie Claes en Marie Godevaerts.
Lit. : |
Bisschops, a.w., 158, nr. 17. |
| |
III.13 Marie Godevaerts
Dochter van...Godevaerts en van...van Borselen. Zij is gehuwd met Jan Daens.
Lit. : |
Bisschops, a.w., 158, nr. 17. |
| |
IV.1 Adriaan van der Noot (†6 Sep. 1554)
Oudste zoon van Cornelis en van Catharina Draeck. Hij is schepen van Antwerpen in 1524, 1525, 1527, 1528 en 1530. In dat laatste jaar voert hij de titel van ridder. Ook is hij heer van Ossendrecht en schout van Brecht. Hij is gehuwd met Josine Daens; hun ‘contract antenuptieel’ is gedateerd 26 apr. 1509. Uit hun huwelijk zijn zeven kinderen geboren:
Cornelis (†vóór 1580), de oudste zoon, gehuwd met Johanne van Sompeke, dochter van Karel en van Elizabeth van Berchem.
Adriaan, over wie verder geen gegevens beschikbaar zijn.
Katlijne (o1529), gehuwd met Dirk de Borchgreve.
Anna, gehuwd met Jaspar van Laureten († vóór 1602).
Martijne (o1531), eerst gehuwd met...Meliaert, daarna met Peter van Blanckelroort Corneliszoon.
Lucia (o1532), gehuwd met Jan de Faure.
Jan (oca: 1539), gehuwd met Cecilia de Billihe, dochter van Bartholomeus (†1556), baljuw van Gaasbeek, en van Marie de Cauwenberghe.
Lit. : |
Azevedo, a.w., 35, 36; Cacamp, a. art., 587-588; Herckenrode, a.w., 1540; Prims 1929, 602-604, 607, 622. |
| |
IV.9 Josine Daens (†Antwerpen 12 okt. 1557)
Dochter van Jan en van Marie Godevaerts. Echtgenote van Adriaan van der Noot. Zij werd begraven in de Sint-Jacobskerk te Antwerpen.
Lit. : |
Azevedo, a.w., 36; Cacamp, a. art., 588; Prims 1929, 602-604. |
De zestien kwartieren staan als volgt op titelvel 1588:
1 |
3 |
5 |
7 |
9 |
11 |
13 |
15 |
2 |
4 |
6 |
8 |
10 |
12 |
14 |
16 |
Hierbij dient opgemerkt:
1) | Van der Noots opstelling van zijn voorvaderlijke kwartieren als op titelvel 1588 e.v. is, voor zover wij dit kunnen nagaan, feilloos uitgewerkt. Dit mag als een normaal resultaat beschouwd worden na de verbeteringen tegenover de versies van Ext (ca. 1576) en vroegere PW (1584). |
2) | Op grond van de vastgestelde correcties is de opstelling van de kwartieren der vrouwelijke linie gewaagd: tot nu toe laten documenten dienaangaande ons in de steek, zodat wij ons noodgedwongen enkel kunnen baseren op de blazoenen van de titelhoutsnede der PW sinds 1588. |
3) | De verwerking van deze gegevens op dergelijke prominente plaats past goed bij de bekommernis van de auteur van het StammbuchGa naar voetnoot23. |
| |
| |
| |
Efemeriden
Aangezien de studie der PW geen nieuwe biografische gegevens aangaande Jan van der Noot aan het licht gebracht heeft, blijft het verhaal van zijn levensloop in de volgende bladzijden beperkt tot een opsomming van het reeds bekende feitenmateriaal. Deze recapitulatie wordt aangevuld door het inlassen van de wordingsgeschiedenis der PW en door het interpreteren van de inhoud ervan ten opzichte van het levensverhaal van de dichter. Bij elk vermeld feit wordt verwezen naar de oudste bron of naar de meest correcte opgaaf.
ca. 1539 |
Geboorte van Jan van der Noot te Brecht (poetov 180-181; Vermeylen, 18 (667), 159 (845) noot 1; zie voor de plaatsnaam roelandts 47-48). |
1554 6 sep. |
Overlijden van Adriaan van der Noot, vader van de dichter.
(François de Cacamp, ‘Généalogie des familles inscrites au lignage Steenwegs en 1376 d'après les travaux de J.B. Houwaert et les sources originales’, in Brabantica VI (1962), II, 587-588). |
1557 12 okt. |
Overlijden van Josine Daens, weduwe van Adriaan van der Noot (Prims 1929, 604). |
1558 2 juni |
Poorter van Antwerpen (Prims 1929, 605). |
1562 6 mrt. |
Verkoop van het huis ‘De gulden sonne’ aan Cornelis Stevens, grossier, en zijn vrouw Anna van der Kercken tegen een erfrente van 225 gulden. Hiervan wordt onmiddellijk 50 gulden afgekweten, zodat Jan van der Noot 800 gulden ontvangt (Prims 1929, 609). |
7 mei |
Benoeming tot schepen van Antwerpen voor de periode 7 mei 1562-27 mei 1563 (Daniel Papebrochius, Annales Antverpienses...Ediderunt F.H. Mertens...et Ern. Buschmann..., Antverpiae, 1845-1848, III, 11, 24). |
1563 18 apr. |
Huwelijk met Cecilia de Billihe te Leuven (Prims 1929, 607). |
20 apr. |
Registratie van dit huwelijk in het parochieboek van de Antwerpse O.L. Vrouwkerk (Prims 1929, 607). |
7 dec. |
Van der Noot verkoopt aan Cornelis van den Broeck 25 gulden van de resterende erfrente (= 175 gulden; zie 6 mrt. 1562) (Prims 1929, 610). |
1564 15 mrt. |
Cornelis Stevens (zie 6 mrt. 1562) kwijt alweer een aandeel van 25 gulden, zodat Van der Noot 400 gulden ontvangt (Prims 1929, 610). |
1565 27 mei |
Voor de tweede maal schepen van Antwerpen (periode 27 mei 1565-5 mei 1566) (Papebrochius, a.w., III, 42, 57). In dat jaar fungeert hij ook als schepen van de Halle, d.i. als een der twee leden van de schepenbank, die deel uitmaken van het rechterlijk college, bevoegd t.o.v. de linnenindustrie (Lodovico Guicciardini, Descrittione...di tvtti i paesi bassi..., Anversa, 1567, 93; t'shertogen 159). |
1566 3 jan. |
Guillaume De Poetou draagt aan Van der Noot een dichtbundel op: Suite du Labeur en Liesse...(poetov 306). |
8 feb. |
Van der Noot verkoopt aan Katline van Liecke, weduwe van Raes van Brecht, de 125 gulden erfrente, die hem nog overblijven (zie 6 mrt. 1562, 7 dec. 1563 en 15 mrt. 1564) (Prims 1929, 610). |
| |
| |
12 nov. |
Lofdicht van Gerardus Goossenius, aan Van der Noot gestuurd uit Londen (goossenius 463). |
1567 13-15 mrt. |
Calvinistisch oproer te Antwerpen. In de vroege morgen van 13 mrt. worden de geuzen van Jan van Marnix verslagen te Austruweel. Bij het horen van die nederlaag bezetten de Antwerpse calvinisten de Meir. Op vrijdag 14 mrt. dienen zij hun eisen in bij het stadsbestuur: o.a. wordt voor Van der Noot de plaats van markgraaf, d.i. schout, voorzien. Op 15 mrt. onderneemt Van der Noot, samen met Fernando Bernuy (Ferdinand Bernollie), beiden tot de tanden gewapend, een vertwijfelde poging om de steun van de lutheranen te verkrijgen. Die hebben zich echter aan de zijde van de autoriteiten geschaard, zodat het calvinistisch oproer nog op de avond van diezelfde 15 mrt. als beëindigd mag worden beschouwd (Antwerpsch chronykje, Leyden, 1743, 112-126; Chronijck der stadt Antwerpen toegeschreven aan...Geeraard Bertrijn. Uitgegeven door Gust. van Havre, Antwerpen, 1879, 161-178; Godevaert van Haecht, De kroniek over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders. Ingeleid en toegelicht door Rob. van Roosbroeck, Antwerpen, 1929-1933, I, 189-201). |
25 mrt. |
Van der Noot geeft procuratie aan Adolf Waerninck, klerk ter secretarie, om zijn huis, gelegen op het einde van de Meir, te verkopen (Prims 1929, 612). |
30 mrt. |
Paaszondag; een deel van de calvinistische vooraanstaanden is reeds uit Antwerpen vertrokken, onder wie ‘Heer Jan vander Noot (maer nu seer in den noot)’ (Antwerpsch chronykje, 128; Chronijck...Bertrijn, 180). Van der Noot is onmiddellijk naar Londen gereisd (Smit-Vermeer, 190). |
6 mei |
Lofdicht van Pierre d'Ennetières te Londen (dennetieres 18). |
1568 21 feb. |
Ingedaagd te Brussel om zijn aandeel in het calvinistisch oproer van 1567 (Prims 1929, 612). |
20 juli |
Gerardus Goossenius levert de inleiding van Het Theatre (Smit-Vermeer, 187). |
18 sep. |
Opdracht van Het Theatre aan Roger Martin (Smit-Vermeer, 192). |
28 okt. |
Opdracht van Le theatre aan koningin Elizabeth (Vermeylen, 54 (713)). |
1569 25 mei |
Opdracht van A Theatre eveneens aan de Engelse vorstin (Vermeylen, 54 (714) ). |
1570 |
Lofdicht van Luiz Franco uit Valencia (goossenius 99). |
15 feb. |
Te Brussel wordt tegen Van der Noot de rijksban uitgesproken met verbeurdverklaring van zijn goederen (Prims 1929, 612). |
1570-1571 |
Druk van Het Bosken (Smit-Vermeer, 20). |
1571 8 sep. |
Lofdicht van Godfrid Upherten uit Spiers (dennetieres 162). |
vóór okt. |
Opdracht van een exemplaar van Het Bosken aan Karl Friedrich, oudste zoon van hertog Wilhelm V van Gulik (Vermeylen, 32 (684); Smit-Vermeer, 13). |
1571 |
Jaartal op een koperplaat, bestemd voor het Olympias-epos (OE, [65]) en gegraveerd door Coornhert (Vermeylen, 32 (684); DBE, 225). |
1572 |
Druk van Stammbuch en Theatrum te Keulen bij Godfrid Hirtzhorn (SB, 15). |
| |
| |
1573 |
Datum op Van der Noots portret, opgenomen in Ext (OE, [36]) (Vermeylen, 65-66 (729); DBE, 216-217). |
ca. 1576 |
Druk van Das Buch Extasis en Apodixe te Keulen, respectievelijk bij Heinrich von Ach en Felix Röschlin (Vermeylen, 66 (729) ). |
1576 20 apr. |
Opdracht van een exemplaar van Ext aan Theodorus Cocus, kanunnik van Sancti Apostoli (en Sancta Caecilia?) te Keulen (Vermeylen, 66 (729); Leonard Forster, Die Niederlande und die Anfänge der Barocklyrik in Deutschland, Groningen, 1967, 12-13).
Vier sonnetten en een ode van Van der Noot worden opgenomen in een werkje van Hendrik Aerts van Bocstel, Nieuwe amoureuse Refereynen ende Brieven..., Antwerpen, 1576, gedrukt door Van der Noots dorpsgenoot en vriend Antoon Tilens (F. Kossmann, ‘Vier sonnetten en een ode van Jan van der Noot’, in De Gulden Passer 8 (1930), 183-188; roelandts 28). |
1577-1578 |
Reis doorheen Duitsland (Bovenrijn?), (Noord-) Italië (?), Provence en Frankrijk (Vermeylen, 31-32 (683-684); grammay 138-139). |
1578 voorjaar |
Bezoek aan Parijs. Kennismaking met Ronsard, Dorat, Jacques d'Uzès en Jean de Montmartin (matthias 121-131). |
20 apr. |
Lofdicht van Jan de Maes uit Lier (dennetieres 139). |
10 mei |
Lofdicht van Louis Poppard uit Provin (bij Rijsel) (dennetieres 52). |
15 juli |
Lofdicht van Jean Dorat uit Parijs (goossenius 58). |
30 aug. |
Van der Noot verblijft reeds te Antwerpen. Op deze datum verkoopt hij aan zijn zwager Peter van Blanckelroort Corneliszoon de drie vierels rogge erfelijk, met al het achterstal, die hij bezit op het land De Heyman te Brecht en op een stuk heide te Honthoven (Prims 1929, 613). |
3 sep. |
Verkoop aan dezelfde van de 6 gulden 18 stuivers erfelijk, met het achterstal, die Van der Noot bezit op de Bienacker te Oostbrecht; de auteur mag dit echter terugkopen, wat betekent dat hij hier in feite een lening aangegaan heeft (Prims 1929, 613). |
1579 vóór 10 juni |
Druk van Cort begryp der XII. boeken olympiados...Abrege des dovze livres olympiades..., te Antwerpen bij Gillis van den Rade (stevart 113). |
10 juni |
Lofdicht van Jan de Maes te Antwerpen (stevart 126). |
1579-1580 |
Van der Noot ontvangt een gratificatie vanwege de stad Hulst (2 pond 5 schell.) voor het overhandigen van ‘zeker bouck bij hem ghemaect’, hoogstwaarschijnlijk een exemplaar van CB/Abr (De Navorscher 29 (1879), 206; DBE, 13 en noot 1 aldaar).
Opdracht van CB/Abr aan aartshertog Matthias, Charles de Croy en Filips van Egmont (matthias en croy). |
1580 |
Druk van matthias en croy.
Druk van Lofsang van Braband,...Hymne de Braband,..., te Antwerpen bij Gillis van den Rade.
Vermoedelijk reeds in dit jaar is het lofdicht klaar voor Pieter de Costere Baltenssone (Baltens, Balthazar, Custodis), dat opgenomen is in diens Les genealogies...des Forestiers et Comtes de Flandre, A2r. Ook in de Franse herdrukken van 1598 en 1608 komt dit gedicht voor (LvB, 53; Biographie nationale, Bruxelles, 1866, I, 674-680 (Edm. de Busscher) ). |
| |
| |
12 feb. |
Lofdicht van Jan de Maes uit Brussel (stevart 252). |
18 mrt. |
Abel Franszone van der Hoeven, schilder geboren te Delft, draagt aan Van der Noot een koperplaat op, getiteld ‘Lucrece van Roomen’ (GUB G117362-3). |
4 juni |
Terugkoop van de twee renten, in 1578 verkocht aan Peter van Blanckelroort (Prims 1929, 613). |
24 dec. |
Johanne van Sompeke, weduwe van Jan van der Noots oudste broer Cornelis, maakt hem een gift van 30 stuivers erfelijk (Prims 1929, 613). |
1580-1581 |
Druk van titelvel 1580-1581, voorwerk 1580-1581, liefvelt [1] en [2]. |
1581 |
Lofdicht voor Gerard de Craenmeester in Séverin Cornet, Madrigali A Cinque, 6.7. & 8. voci, Anversa, 1581 (craenmeester). |
15 feb. |
Lofdicht van Caspar Barlaeus (maes 131-132). |
10 juli |
Van der Noot verkoopt aan Govaart Snoeck de drie vierels rogge (zie 30 aug. 1578) en de 30 stuivers erfelijk (zie 24 dec. 1580) (Prims 1929, 613). |
27 juli |
Van der Noot vraagt bij rekest 100 gulden te leen van de stad Antwerpen om literair werk te kunnen uitgeven. Na gunstig advies van de thesauriers (30 juli) leent het schepencollege hem 50 gulden op 1 aug. (Prims 1929, 614-615, 626). |
30 juli |
De thesauriers en rentmeesters adviseren het stadsbestuur n.a.v. een ander rekest: Van der Noot heeft verzen opgedragen aan stadssecretaris De Moy, die de vergoeding hiervoor wil afwentelen op de stad. Thesauriers en rentmeesters zenden de dichter terug naar De Moy ‘met expressen last ende bevel van hem naer de meriten van zyne Zotte Metten [voor: Sonnetten?], Hinnen [voor: Hymnen?] ende Goden [voor: Ooden?], te loonen ende te recompenseren’ (Prims 1929, 615, 627).
Vermelding door de Delftse factor Pieter Jansz. Helleman in de Refereynen Ghepronunchieert opte Jntreden binnen der Stede van Delft..., Delft, 1581, A3v (DBE, 103). |
1581-1582 |
Druk van slotvel [1] en [2], craenmeester. |
1582 31 jan. |
Gedichten ter ere van Eduard de Castro, Pierre de Melun en Philippine-Christine de Lalaing (castro). |
28 juli |
Gratificatie van 100 gulden vanwege het Antwerpse stadsbestuur na het overhandigen van een exemplaar van CB/Abr. (Prims 1929, 616, 627). Tevens dient de dichter een rekest in, omdat de Staten van Brabant hem geen verdere toelage meer verschaffen en hem naar de stad verwezen hebben: naast de 50 gulden, hem op 30 juli 1581 oorspronkelijk geleend, wordt hem nog 50 gulden toegekend. Beide stortingen gelden niet meer als lening, maar als gift ‘tot volvueringe van de loffelycke wercken welcke hy onder handen is hebbende’ (Prims 1937, 969-971); betalingsbevel op 30 juli, geïncasseerd op 1 aug.
Druk van castro, hofmans en stevart.
Lofdichten voor Jan Baptist Houwaert, Pegasides pleyn, Ende den lvsthof der maeghden..., Antwerpen, 1583 (datum enkel op eerste titelblad; elk der overige 15 boeken draagt het jaartal 1582), 3+3r (distichon), 4+1r - 4+2r (vier sonnetten), Aalv-Aa2r (vijf epigrammen), AA1v-AA2r (twee epigrammen en twee sonnetten), 3A1v-3A2r (ode). |
| |
| |
1583 |
Druk van het Epitalameon (Smit-Hellinga).
Lofdicht voor Jan Baptist Houwaert, De vier wterste..., Antwerpen, 1583, 2*2v (J.B. Houwaert, De vier wterste. Tekstuitgave met inleiding, verklarende aantekeningen en glossarium door F. van Vinckenroye, Gent, 1965, II, xlv). |
1583-1584 |
Druk van roelandts, discovrs, grammay en maes. |
1584 5 feb. |
Het Antwerpse stadsbestuur schenkt Van der Noot 50 gulden ‘regard ghenomen op de groote nootelyckheyt van joncker Jan van der Noot...den selven tot onderstant van syn behoeflyckheyt’ (Prims 1929, 616, 627, 628).
Correspondentie Van der Noot-Hugues Cabisset (vveerdt 1588 90). |
1584-1585 |
Druk van scholiers, gambrinus, dennetieres poetov [1] en [2], goossenius [1] en [2], apologie [A] en [A2-A3], titelvel 1584-1585 en pruenen. |
1585 na 20 aug. |
Ode voor Farnese, voorgedragen in het hoofdkwartier te Beveren (farneze 84). |
22 aug. |
Gift van 25 gulden aan Van der Noot ‘tot syn onderhoudt ende nootelyckheyt’ vanwege de Antwerpse magistraat als resultaat van een rekest, waarin de remonstrant stelt dat hij in 19 jaar slechts tweemaal ‘een cleyn sommeken’ (in werkelijkheid 100 gulden op 28 juli 1582 en 50 gulden op 5 feb. 1584) ontvangen heeft; betalingsbevel op 23 aug., ontvangstbewijs op 26 aug. (Prims 1929, 617, 628; Prims 1937, 972-973). |
22 okt. |
Walter van der Steghen, censor librorum te Antwerpen, bevestigt de approbatie voor CB/Abr. |
20 dec. |
Het Antwerpse stadsbestuur kent 50 pond Art. toe ‘tot onderstant van seker werck...tenderende ter eeren van syne Majt zyne hoocheyt [d.i. Farnese] ende deser stadt’ (Prims 1929, 617, 628). |
1586 19 juni |
Toekenning van 25 gulden door de Antwerpse schepenen als antwoord op een zeer bloemrijk rekest; betalingsbevel ook op 19 juni, kwitantie op 4 juli (Prims 1937, 973-982). |
1587 21 mei |
Vraag om steun bij de Antwerpse gemeentelijke instanties ter voltooiing van zijn werk; toegekend 25 gulden op 23 mei, betalingsbevel op 26 mei, kwitantie op 8 juni (Prims 1937, 983-984). |
20 juni |
Nieuw, zeer uitvoerig rekest aan de Antwerpse schepenen, waarin vooreerst het belang der dichters in het algemeen en van Jan van der Noot in het bijzonder beklemtoond wordt, en nadien nog eventjes 125 gulden gevraagd worden ‘boven de XXV gul. my onlancx...gegundt’ tot voleinding van bepaalde werken (Prims 1929, 618-620, 629-636). |
1 okt. |
Vraag om bijstand aan het vertrouwde adres. Op 10 nov. worden hem 20 gulden toegekend ‘geleth op de tegenwoordighe zieckte ende indispositie des suppliants’; betalingsbevel op 19 nov., kwitantie op 28 nov. (Prims 1937, 984-985). |
1588 |
Druk van titelvel 1588, vveerdt 1588, roy, amodeo, aelmoesseniers en grammey. |
1589 11 apr. |
Huwelijksfeest van Antonio Gallo en Johanna Coucke, voor welke gelegenheid gallo samengesteld en gedrukt is. |
1589-1590 |
Druk van titelvel 1589-1590, leiua en daems |
| |
| |
|
perrenot, catanio, vrouwen, tassis, voorwerk 1589-1590, balbi en weerdt 1590. |
1590 |
Jaartal op de houtsnede in weerdt 1590 f 2v. |
19 okt. |
Gedicht voor Michiel Verlous (pardo 260). |
1590-1591 |
Druk van carro, noot, sueiro, pardo en scholier
titelvel 1591, wonsel, re, claerhout en helmans. |
1591 |
Drie strofen van ‘Louange de la ville d'Anvers’ op muziek gezet door Andries Pevernage in zijn bundel Livre quatrieme des chansons..., Anvers, 1591 (halmale 305). |
1592 19 mrt. |
Chronogram ter gelegenheid van de intronisatie van Dionys Feytens als abt van de Antwerpse Sint-Michielsabdij (feytens 3).
Druk van feytens, farneze (deze twee vóór 28 mrt.), j. de smidt, b. de smidt, t'shertogen (na halmale, vóór 10 juli), en crabbe
titelvel 1592-1593, halmale (ca. 19 apr.) en vergano. |
28 mrt. |
Datum waarop Jan te Westen zijn eigendomstitel noteert in de bundel PW, die voor hem bestemd was (I, ‘Individuele bundels’). |
14 mei |
Van der Noot ontvangt 25 gulden vanwege het Antwerpse stadsbestuur als gratificatie voor een bundel PW (Prims 1929, 617, 628). |
10 juli |
Zonder opgave van redenen schenken de Antwerpse schepenen 12 gulden (Prims 1929, 617, 628). De verklaring hiervoor vindt men wel in t'shertogen 5-109: doordat de magistraat vroeger dan gewoonlijk vernieuwd werd, heeft de auteur een deel van de oplage van halmale als maculatuur verloren ten gevolge van een ultieme poging tot aanpassing van de opdracht van halmale aan de nieuwste toestand. Het verhaal van deze tegenslag kregen de Antwerpse autoriteiten te lezen in t'shertogen, waarna wel de huidige gratificatie gevolgd is. |
8 okt. |
Lofdicht van Thomas Anraet (sweerdts 171-172). |
1592-1593 |
Druk van angoni, stuytelinck, euterpe, langhart, peeters, sweerdts, opmeer, mechelman en fuentes. |
1593 (jan.?) |
Begroeting van Fuentes bij diens intrede te Antwerpen (fuentes 3). |
|
|
Druk van chefs [1] en [2]. |
6 sep. |
Compositie van bejar (bejar 48-49). |
1593-1594 |
Druk van titelvel 1593-1594, bejar, vveerdt 1593, etten, moneglia, deybarra, damant, georges, orco, ghysens en bentinc. |
1594 juni |
Medewerking aan de feestelijkheden ter ere van de plechtige intrede van aartshertog Ernst te Antwerpen. Van der Noot levert een deel van de allegorische opsmuk voor de triomfboog der Florentijnse natie (damant 272-275). |
|
Druk van inkoomste en arnesto. |
12 juli |
Van der Noot ontvangt 16 gulden vanwege aartshertog Ernst ‘pour le petit livre qu'il offrit a Son Altesse’ (Vermeylen, 108 (784) ), d.i. voor een plaquette, bestaande uit twee vel PW, nl. inkoomste en daarin gevouwen arnesto. |
1595 mei |
Compositie en druk van sterckheyt (sterckheyt 83). |
|
27 juli |
Cecilia de Billihe treedt op bij de aankoop van een huis ‘cum tutore alieno |
| |
| |
|
mits der absentien jonckers Jans van der Noot heurs mans’ (Prims 1929, 620-621). |
1599 |
Verzen van Van der Noot voor Jan van Gheesdale opgenomen in Poesies francoises de diverses avthevrs, mises en mvsiqve par Corneille Verdonq..., Anvers, 1599. |
1601 23 mrt. |
Cecilia de Billihe wordt in een akte vermeld als ‘weduwe wijlen jonckers Jans van den Noot’ (Prims 1929, 621). |
| |
Interpretatie
- Eerste Antwerpse periode (juni 1558 - maart 1567)
Het jaar 1562 onthult ons twee karakteristieke componenten bij de jeugdige Van der Noot, die ook zijn verder leven in hoge mate bepaald hebben: hij is erg ambitieus, maar daarnaast financieel zeer kwetsbaar; in dat jaar immers, amper ca. 23 jaar oud, zet hij zijn eerste schreden op de cursus honorum, die hem, als afstammeling van een oud, aanzienlijk en rijk Brabants geslacht wel betaamt: op deze jeugdige leeftijd wordt hij schepen van Antwerpen, zoals ook zijn vader en grootvader het vóór hem geweest waren. In 1565 wordt hem, binnen ditzelfde ambt, ook de jurisdictie over de lakenhal toebedeeld. Mede deze bevrediging van zijn eerzucht kost hem echter - materieel - zeer duur: in 1562 begint hij tevens zijn ouderlijk erfdeel te gelde te maken. In amper vier jaar tijds is dit hele kapitaal geliquideerd, zodat Van der Noot onmiddellijk vóór zijn vlucht naar Londen enkel nog zijn woonhuis om te verkopen overblijft.
In deze korte periode heeft de jeugdige patriciër door intens praalvertoon en dichterlijk talent zonder twijfel zijn omgeving geïmponeerd: Guillaume De Poetou, die aan Van der Noot als aan zijn mecenas een dichtbundel opdraagt, begroet hem als een der voornaamste jongere literatoren te Antwerpen (poetov 135-141). Deze periode kent een bruusk einde door Van der Noots partijkiezen voor de Antwerpse calvinisten. Een verklaring hiervoor is ook in de PW niet gevonden. Wel is het mogelijk hieruit af te leiden dat zijn overgang naar de hervorming reeds in 1566 of nog eerder plaatsgevonden heeft: het lofdicht van Goossenius, die zich naderhand ontpopt tot een gloedvol verdediger van de beeldenstorm, wordt aan Van der Noot toegestuurd uit Londen op 12 november 1566, waarheen Goossenius dus reeds op dat tijdstip de wijk genomen heeft.
| |
- Ballingschap (maart 1567 - voorjaar 1578)
Ondanks het succes van het fulminante Theatre schijnt Van der Noot weinig contact met de Nederlandse uitgewekenen in Engeland onderhouden te hebben: naast de in het Londense milieu weinig geachte Goossenius, met wie Van der Noot in die tijd blijkbaar eng gelieerd was, leveren enkel de literatoren Lucas d'Heere en Melchior van Baerle liminaria voor dit traktaat. De lofdichten in die jaren stammen dan ook meestal uit de pen van niet-Nederlandstaligen. Blijkens een lofdicht in Het Bosken (Smit-Vermeer, 53) en de opdrachten in de vertaalde versies van Het Theatre, respectievelijk aan Roger Martin, Lord Mayor van Londen, en aan koningin Elizabeth, heeft Van der Noot vooral de steun van de Engelse aristocratische milieus beoogd. Deze pogingen schijnen geen - althans bewaard - tastbaar resultaat opgeleverd te hebben, wat een mogelijke verklaring kan bieden voor 's dichters vertrek naar het Rijnland. De Rijnlandse periode heeft Van der Noot vermoedelijk meestal te Keulen doorgebracht, waar Stammbuch, Theatrum en Das Buch Extasis gedrukt zijn. In deze tijd kan hij kennis aangeknoopt
| |
| |
hebben met Adriaan Damman (titelvel 1584-1585 10) en met graaf Herman van den Berg (sterckheyt 158). In de eerste plaats echter heeft hij contact met zijn Duitse standgenoten nagestreefd, en dit door middel van weelderige uitgaven.
Tijdens het vrij korte verblijf in Frankrijk heeft onze auteur alweer, blijkens zijn eigen zeggen (matthias 121-131, 194, 210), aansluiting gezocht aan het adellijk en intellectueel milieu in de Franse hoofdstad.
Zowel te Londen, Keulen als Parijs heeft Van der Noot telkens getracht in contact te treden met de maatschappelijke elite, waartoe de banneling door geboorte, begaafdheid, opleiding en levensloop immers meende recht te hebben.
| |
- Tweede Antwerpse periode (zomer 1578 - mei(?) 1595)
Op basis van Van der Noots materiële levensomstandigheden kan men deze periode indelen in twee episodes: 1578-1587 en 1588-1595. In deze eerste jaren schijnt zijn materiële toestand weinig stabiel. In 1581 begint hij methodisch lofdichten te fabriceren, zo voor De Craenmeester en De Moy. Naast sporadische giften als resultaat van deze activiteit is er nog de ondersteuning vanwege het Antwerpse stadsbestuur als voornaamste bron van inkomsten: in 1582-1583 leeft hij van 150 gulden, hem toegekend op 28 juli 1582. Opvallend is daarbij de grillige en plotse afwisseling van periodes van krapheid naast een zekere aisance in zijn optreden: in 1578 verkoopt hij renten, op 4 juni 1580 koopt hij ze terug, maar een jaar later, op 10 juli 1581, ziet hij zich alweer verplicht die te gelde te maken. De dieptepunten van deze curve liggen in februari 1584 en oktober 1587. In 1584 wordt er onomwonden gesproken van zijn ‘groote nootelyckheyt’, maar eigenaardig genoeg schijnt die enige maanden later gelenigd: in de PW 1584-1585 nemen de lofdichten voor kapitaalkrachtige burgers de geringste plaats in tegenover de verheerlijking van de auteur zelf. Het tweede dieptepunt in 1587 wordt verzwaard door twee omstandigheden: men geeft hem slechts 20 gulden ‘geleth op...[zijn] tegenwoordighe zieckte ende indispositie’, maar wat misschien nog erger is: tussen aanvraag (1 oktober) en kwitantie (28 november) verlopen bijna twee maand. Dit vormt wel een schril contrast met Van der Noots vroegere behandeling: in de voorgaande jaren hebben de schepenen hun oud-collega steeds binnen de week de gevraagde steun toegezegd. In 1587 echter worden hem met tergende traagheid slechts twintig gulden toegeschoven, tevens het geringste bedrag, dat de Antwerpse magistraat hem ooit uitgekeerd heeft. Misschien is deze afdoening mede de oorzaak geweest dat Van der Noot in de volgende jaren zijn financieel heil gezocht - en blijkbaar gevonden - heeft
bij individuele mecenen: vanaf de inzet der tweede en uitvoerigste reeks PW (1588-1595) vinden wij nog slechts twee posten in de Antwerpse stadsrekeningen, die op Van der Noot betrekking hebben: een voor het overhandigen van een bundel PW en een ter vergoeding van een misdruk, die Van der Noot ten dele de magistraat in de schoenen weet te schuiven; in geen van beide gevallen is er sprake van directe steun aan een noodlijdend dichter.
Wanneer men dan ook Van der Noots bestaan in deze laatste Antwerpse periode bestempelt als dat van een brooddichter, die in armoede ten onder gaatGa naar voetnoot1, dan is dit eerder de naklank van een laat-romantische visie op de dichter als miskend genie, dat ten
| |
| |
onder gaat in zijn bohème-milieu, dan een eerbiediging van het zestiende-eeuwse feitenmateriaal. Van der Noot heeft, ook in zijn latere periode, de beschikking gehad over een welvoorziene bibliotheekGa naar voetnoot2, hij heeft voorts alle illustraties van zijn werken zelf bekostigdGa naar voetnoot3 en die laten uitvoeren door vooraanstaande kunstenaars zoals Marcus Gheeraerts te Londen en Antoon van Leest te AntwerpenGa naar voetnoot4. Ook was hij na zijn zwerftochten nog in staat om Hendrik Vool te beschenken met ‘ses cruyxkens vremdt...En vvat medalien, van coper,...En som van siluer fyn’ (grammay 133-135), alles elementen die nu niet precies getuigen van totale berooidheid. Tevens mag hier herinnerd worden aan een opmerking van prof. Zaalberg dienaangaande: ‘...de vele aanzienlijke verwanten zullen hun broer of neef toch niet hebben laten doodhongeren?’Ga naar voetnoot5.
Een lofdichter is Van der Noot zeker geweest, maar dan op de manier van Ronsard of Dorat; drukdoende zal hij zich in dat verband heel zeker getoond hebben, opdringerig zelfs, maar de oorzaak hiervan in een rammelende maag te zoeken is een miskenning van Van der Noots handige vindingrijkheid, die hierna nog uitvoerig ter sprake komt.
| |
Nota: Van der Noots mogelijk graf
In de Antwerpse Sint-Pauluskerk, toentertijd behorend tot het klooster der dominicanen, lag tot in de negentiende eeuw ‘Tegen den eersten pilaer, zuidwaerts’ een grafsteen met als tekst: ‘Hier leet begraven Ioncker IAN VAN DER NOOT [vier regels uitgesleten] Bidt voor de siele’Ga naar voetnoot6. Deze plaat was reeds aangebracht vóór 1654, want zij wordt vermeld in de Aenwyzer der serken Ao. Dni. 1654, 182 nr. 27. Theoretisch kan het hier de rustplaats betreffen zowel van onze dichter als van een naamgenoot, de zoon van Antoon, schepen van Brussel en nadien raadsheer van Brabant. Deze laatste Jan van der Noot is gehuwd met Christine de Tassis, en overleden in 1607Ga naar voetnoot7. Nog een derde tijdgenoot heet eveneens Jan van der Noot: hij is de zoon van Quintin en wordt monnik van de Sint-Bernardusabdij te Antwerpen. Na 1585 wordt deze kloostergemeenschap overgebracht eerst naar Lier en vervolgens naar Puurs; het is weinig waarschijnlijk dat deze monnik niet in zijn communiteit zou begraven zijn, maar wel te Antwerpen en dan nog in de kerk van een andere kloosterorde. Aldus komen wij terug tot de eerste geopperde mogelijkheid: in de Sint-Pauluskerk ligt onze dichter of zijn later overleden naamgenoot begravenGa naar voetnoot8.
|
-
voetnoot2
- Smit-Vermeer, 57; goossenius 278-280; Prims 1929, 632-633.
-
voetnoot3
- Zie LvB, 35; voorwerk 1580-1581 138-155; voor het volksetymologisch verband tussen Karel de Grote en Carloo, zie Jacobus Le Roy, Castella et Praetoria nobilium Brabantiae et coenobia celebriora..., Antverpiae, 1694, iv: ‘Carloo sub Uccle praefecturae Rodensis, Castellum & Baronatus gentilium Vander Noot, Meminerunt hujus loci Chronici Teutonici veteres, in gestis Caroli Magni, quem tradunt loco nomen indedisse’.
-
voetnoot4
- Voor het uitvoerigste overzicht, hoewel niet steeds betrouwbaar, zie J.F.A.F. de Azevedo Coutiño y Bernal, Généalogie de la famille de van der Noot, s.l., 1771. De meest recente algemene schets is François de Cacamp, ‘Généalogie des familles inscrites au lignage Steenwegs en 1376 d'après les travaux de J.B. Houwaert et les sources originales’, in Brabantica VI (1962), II, 559-686; men zie verder J.S.F.J.L. de Herckenrode, Nobiliaire des Pays-Bas et du comté de Bourgogne..., Gand, 1862-1865; Jacqueline Vandervelde, ‘Recherches sur les Origines du Patriciat Bruxellois’, in Tablettes du Brabant IV, 23-34; E. Lejour, Inventaire des archives de la Famille van der Noot, Bruxelles, 1954; H.-C. van Parys en François de Cacamp, ‘Généalogie des familles inscrites au lignage de Coudenberg en 1376 d'après le Liber familiarum de Jean-Baptiste Houwaert’, in Brabantica II (1957), II, 1-92; H.C. van Parys, ‘Notes sur Lignages de Bruxelles en 1376. III. Le lignage de Serhuygs en 1376’, in Brabantica II (1957), II, 93-112; Suzanne Gilissen-Valschaerts, ‘La seigneurie de Carloo’, in Une commune de l'agglomération bruxelloise. Uccle. I. Géographie, Histoire... Bruxelles, 1958, I, 125-143; Paul Adam en Frédéric Collon, ‘Armoiries brabançonnes médiévales d'après des sources inédites, avec notes complémentaires et identifications’, in Brabantica IV (1959), I, 145-192; Paul Adam, ‘Quelques Figurations
particulières de la fleur de lis et leur blasonnement’, in Brabantica VI (1962), I, 215-222; C. van den Bergen-Pantens, ‘Quelques oeuvres relatives à la famille van der Noot au XVe siècle’, in Brabantica IX (1968), I, 215-224; Baron de Ryckman de Betz en burggraaf Fernand de Jonghe d'Ardoye, Armorial et biographies des chanceliers et conseillers de Brabant, Hombeek, s.d. De geschiedenis van de familie Van der Noot na de zestiende eeuw vindt men in Annuaire de la noblesse de Belgique 3 (1849), 164-176; 14 (1860), 299-301; 15 (1861), 231-237; La noblesse belge. Annuaire 1895, 1687-1694; 1912, II, 231-234; 1922, II, 219-220; 1940-1941, II, 67-69.
-
voetnoot5
- Zie Vandervelde, a. art., 27; Van Parys, a. art., 104.
-
voetnoot6
- Zie Adam en Collon, a. art., 151; Adam, a. art., 219.
-
voetnoot8
- Zie Christophe Butkens, Trophées tant sacrés que profanes du duché de Brabant..., La Haye, 1724, II, 383 en Id., Supplement aux trophées tant sacrés que profanes du duché de Brabant, La Haye, 1727, I, 430.
-
voetnoot9
- Zie Biographie nationale, Bruxelles, 1899, XV, 835-865 (Eug. Duchesne).
-
voetnoot10
- Voor meer details over beide figuren, zie hierna.
-
voetnoot12
- Zie Azevedo,
a.w., 37; volgens Cacamp, a. art., 588 had Cornelis zeven kinderen, maar afgezien van dit getal worden geen nadere gegevens verstrekt.
-
voetnoot14
- Zie Cacamp, a. art., 588; Prims 1929, 622.
-
voetnoot15
- Zie J. van der Elst, ‘Notes généalogiques sur la famille de Jean van der Noot’, in Neophilologus 2 (1917), 99.
-
voetnoot18
- Bij Cacamp, a. art., 588 vindt men de spelling ‘Beyvliets’.
-
voetnoot20
- Floris Prims, ‘De Geschiedenis van Jonker Jan van der Noot toegelicht door de Antwerpsche Archieven’, in VMKVA 1929, 599-636; in onderhavig werk geciteerd als Prims 1929.
-
voetnoot21
- Bevestigd op basis van andere bronnen door Cacamp, a. art., 588.
-
voetnoot1
- Zie G. Kalff, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde in de 16de eeuw, (Leiden, 1889), 258; Vermeylen, 108 (783); Kalff, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde, Groningen, 1907, III, 347, 349; Pierre Brachin, ‘Un disciple de Ronsard. Jan van der Noot “patrice d'Anvers”’, in Archives des lettres modernes 3 (1959), 4.
-
voetnoot3
- Zie I, PW 1588-1595, ‘Concluderende opmerkingen’ en ‘Gelijkheid en verschil’.
-
voetnoot4
- Zie I, peeters en PW 1588-1595, ‘Concluderende opmerkingen’.
-
voetnoot6
-
Verzameling der graf- en gedenkschriften van de provincie Antwerpen, Antwerpen, 1873, V, 106.
-
voetnoot7
- Ik dank deze inlichting aan prof. W. Schrickx; men zie Papiers d'Etat et de l'Audience, 1893/2.
-
voetnoot8
- Voor deze gedeeltelijke eliminering ben ik dank verschuldigd aan prof. J. van Roey, stadsarchivaris van Antwerpen.
|