Voorbericht.
Mogelyk zal men my van verwaandbeid beschuldigen, dewyl ik onderneem een onderwerp ten Tooneele te voeren, 't welk in den jare 1662, door den dichter IZAAK VOS, reeds ten Tooneele gevoerd is. Diergelyke beschuldiging zal ras krachtloos worden, als men slechts gelieft te denken, dat het de eerste maal niet is dat twee dichters, ieder afzonderlyk, één zelfde onderwerp bebandeld hebben, in verschillende tyden. Ik heb, meer dan ééns, onze Tooneelspelberispers, (onze stad is 'er vol van,) hevig tegen den IEMANT en NIEMANT van VOS booren uitvaren; ik onderwinde my deszelfs verdediging niet: doch men moet zeer smakeloos zyn om geene geestigbeden en verdiensten in het stuk van VOS te ontdekken; onze berispende geesten, gewoon op eenen meesterlyken toon te praten over dingen die zy niet verheteren kunnen, (en wat is gemakkelyker dan dit!) noemen die verdiensten Schoone