Ernst en boert
(1847)–Joannes Nolet de Brauwere van Steeland– Auteursrechtvrij
[pagina 109]
| |
[pagina 110]
| |
Echtgenoot en vrijgezel,
Huwlijksband en jonglingsleven,
Vroeg of spa
Moeten wij beslissing geven:
Neen of ja!
In het huwlijk ligt de hic:
Heila! wacht een oogenblik!
(Schreeuwt de jongen)
Zóó de vrijheid niet verspild!
'k Dartel liefst en maek in 't wild
Bokkensprongen,
Wippend over haeg en heg;
Maer dat ik me aen banden leg,
Dat ik kluisters mij berokken
Aen het been?
'k Loop te gaerne op vrije zokken:
Trouwen? neen!
Snoef niet, raesbol van een vent,
Op het zevend' sakrament;
(Roept een ander)
| |
[pagina 111]
| |
Wat toch smaelt ge op huwlijkstrouw?
Hooren dan niet man en vrouw
Bij elkander?
Jongmansleven, flauwe praet,
Hoogst aensteeklijk, smettend kwaed,
Modekrankheid, erger dan de
Cholera!
God bewaer' mij voor die schande:
Trouwen! ja!
- Vrouwen schat ik als volstrekt
Eigenzinnig, hard gebekt
En vol nukken;
Eeuwge brom- en kijfpartij
Voert de beste harmonij
Haest op krukken.
Wie zich aen den echt verpandt,
Sticht zijn heil op stuivend zand,
En wie bouwt op 't zand die zakt er
Gauw doorheen;
't Huwlijk walgt aen mijn karakter:
Trouwen? neen!
| |
[pagina 112]
| |
- Buigzaem als een rietje, tam,
En zachtmoedig als een lam
Zijn de vrouwen.
Averegtsche zijn er geen,
En God schiep den mensch alleen
Om te trouwen.
o Dat ik een vrijster vond,
Die mijn hart en ziel verstond,
Die van wederliefde blaekte et
Coetera,
En dat ge ook dit heil eens smaektet!
Trouwen! ja!
- 't Schikte nog al met de trouw,
Maer het blijft niet bij de vrouw:
't Regent kindren
Als konijnen! en te regt
Heeft ons Vader Cats gezegd,
Dat zij hindren.
't Is een wriemlend, kruipend ras,
't Is de stal van Augias,
| |
[pagina 113]
| |
't Is een levend schilderijtje
Van Jan Steen;
Van die plagen God bevrijd'-je!
Trouwen? neen!
- Hemel, wat een donkre schets!
Maer uw onbekookt gezwets
Valt in duigen.
Kijk, onze ouders trouwden wel;
Zij de vorm, en wij 't model
Kunnen 't tuigen;
Hadden zij het niet gedaen,
't Ware leelijk toegegaen
Met ons beiden, vraeg het liever
Uw papa;
Loop, gij zijt een hairenkliever:
Trouwen! ja!
Neen en ja! wat denkingstof!
Kiezen tusschen vrijheid of
| |
[pagina 114]
| |
Den pantoffel!
Maer, och Heer, 'k ben zelf getrouwd:
'k Kreeg soms, sprak ik wat te bout,
Duchtig roffel.
Zwijgen is hier politiek;
Daerom laet ik aen 't publiek,
Liever dan den bal te missen,
De eer alleen
Van het groote pleit te slissen:
Ja of neen!
1845. |
|