Van eenige vreemde platvoetige Watervogels, en de Gans Bassanus.
DEn Phalacrocorax, of Water-raef, welcke van Gesnerus Visscher-raef genoemt wordt, heeft een platte voet om te zwemmen, en den ander met klauwen om den roof te vatten; soo dat hy, als hy een Visch in 't water aenvat, en om de zwaerte desselfs met dien niet vliegen kan, dien met 't eene been, 't welck met de klauw gewapent is vast houdt, en met de andere platvoet naer den Oever zwemt. Noch isser van dit geslacht een Water-raef, die de Francen Cormorant noemen, welcke heele Palingen inslockt, die door de darmen acher uyt kruypende, en uytschietende somtijdts tot negen malen weder inschockt, eer hyse kan binnen houden. Alvorandus schrijft van een Phalacrocorax, die soo groot is als een Kapoen, met een langen, scherpen rooden beck, een hooft byna geheel kael, en alleen met de huydt gedeckt, welck het vleesch in weesen, en verf gelijck is, sijn hals is met lange vederen gelijck in de Kapoenen behangen. Dese alleen onder de platvoeten (uytgenomen de Fiber) sit, en nestelt oock in de Bomen; en houdt sich soo wel in Zee, als in versch water. By de Water-poelen is hy seer schadelijck, door dien hy veel Visch doodt bijt, verslint, en de Poelen daer van berooft. Somtijdts voert hy een middelbare Paling in de lucht op, daer hy langh mede worstelt, eer hy hem kan inslocken. Tot dese sullen wy oock voegen de Bosch-raef, schoon hy geen platvoet, of Watervogel is, dese is soo groot als een Hen, zwart over het geheele lijf soo ghy hem van verre siet; indien van naby, insonderheydt in de Son met groen vermenght; sijn beck is langh, en roodtachtigh, en bequaem om in de kleyne gaten van de Bomen, of de aerde te steecken; heeft van 't hooft achterwaerts een kuyf, doch daer wordt getwijffelt of sy dien alle hebben. De voeten langer als die van de Hennen, en gespleeten klauwen. Eet Visch, Kickvorsschen, Sprinckhanen, en Kreeckels. Nestelt in Steenklippen, vervallen Toorens, en Poorten; hierom wort hy by de Hooghduytschen Klaust-rapp genoemt. Leght 2 a 3 eyeren: vlieght seer hoogh, en is byna den eerste Vogel, die ontrent het begin van Iunius vervliegt. De Iongen eenige dagen eerse vlugh zijn uyt het nest genomen, worden soo tam, datse buyten op het Landt vliegen, en wederkeeren. In Istria, ontrent het uytsteeckent hooft Pola, wordense door een Mensch met een touw nedergelaten, uytgehaelt, gekoockt, of gebraden, onder de leckerneyen op tafel geset. De Vogelaers laten in yeder nest een blijven, om dat sy het toekomende Iaer te grager souden wederkeeren, ende blijven.
De Nacht-raef van Gesnerus geen platvoet zijnde, verkeert nochtans ontrent het water in de Rietbosschen, ende eet Visch. Nestelt in hooge Boomen, leyt 3 a 4 eyeren, en roept onder 't riet, een geluydt makende of 'er yemandt braeckte.
Den platvoete Kauw van Aristoteles, of kleene Water-raef, van sommige den zwarten Duycker genoemt, is over het geheele lijf zwartachtigh, behalven den hals, daer sich wat roodts ondermenght, heeft een krommen scherpen beck, ontrent 't voorhooft witachtigh, 't overige zwart, de schenckels, voeten en vliesen bruyn.
Den Gans Bassanus, anders Sool-gans, of Schotse-gans genaemt, is een Vogel die veel grooter, en langer is als de tamme Gans, doch soo breedt niet van lijf, maer smalder en langhwerpiger. Het hooft is in alles den Gans gelijck, de neb langer, en voor rondt, in gedaente, dien van den Lepelaer seer gelijckformigh, heeft een opgeschoten uytgereckten hals, langer, en dicker als die van den Reyger, den Swanen-hals niet seer ongelijck. Het voorste lijf den Gans, en 't achterste den Reyger, doch grooter, en zwaerder niet oneygentlijck af beeldende, soo in verf, als gestalte; de beenen zijn in form na den Swaen, en Reyger hellende, de voeten zijn op de wijse der platvoetige Water-vogels, het welck alles volkomender in de plaet kan beschout