Van de Brasilsche Exter, Toucan, Xochitenacati, en Guara.
DE Brasilsche Exter wordt by sommigen Ramphastos om de groote sijns becks, andere Barbaren Pepervreter genaemt. Is van groote des lijfs tusschen den Exter, en Meerl, sijn hooft ten opsicht van sijn lijf is groot, dick, en zwart, de beck breedt, en twee handt breedt langh, als een saegh getant, en gelijck als uyt veel schobben 'tsamen geset; heel dun van selfstandigheydt gelijck een vliesch, beenachtigh, blinckend', licht, hol, en ruym, om veel lucht te vatten; 't welck de oorsaeck is dat hy geen neusgaten heeft, de ooghen zijn grootachtigh midden in 't hooft, den hals ruygh, en de vleugels zwart, de borst met een goutgeele verw, en eenige roodtheyt ontrent het begin glinsterende, de buyck, en dybeenen zijn roodtverwig, de staert zwart, doch aen't eynde schoon roodt. Hy leeft by Peper, deselfde seer graegh, en gratigh inslockende, welcke hy rauw, en ongekoockt wederom uytwerpt; de Inwoonders houden dien Peper (door de kracht van desen Vogel gematight zijnde) voor beter, als de versche. Men seght dat hy aen de kant van de Revieren komende, oock kleene Visschen met sijn wijde, en lange beck vanght, eet, en inschockt.