wij ervan meenamen, was een
heftig gevoel van dankbaarheid. Wat vooral trof was de sierloze lelijkheid,
dezelfde sierloze lelijkheid die men ziet op foto's van Russische
arbeidersgroepen. Geen poging werd aangewend tot propaganda of vertoon van
fraaiheid. De ten groet opgeheven vuist, zonder glimlach, zonder lied en zonder
troost, maar een vuist alsof die door de aarde zelf gebald was.
Trachten wij een globaal overzicht te geven van
Gorters boek. De grote dichters zijn Homerus,
Aeschylus, Dante, Shakespeare, Milton, Shelley. Zij hebben elk hun tijd
verwezenlijkt. Zij zijn mijlpalen in de bevrijdingsgeschiedenis der mensheid.
De mens bevrijdt zich door arbeid, de arbeid wordt door economische factoren
bepaald, en hun samenhang vertoont zich in elk volgend tijdperk dat ‘verder’
heten mag als een wereldomvattender netwerk. Homerus vertegenwoordigt het
grondbezit, Aeschylus de burgerlijke vrijheid. Dante de anti-feodale
stadsgemeenschap, Shakespeare de wereldontdekkende en omspannende handel,
Milton de revolutionaire opstand, Shelley de door de grootindustrie eerst
mogelijk geworden volstrekte individuele eenzame vrijheid. Hier is nog slechts
één hoger stadium mogelijk: de massale vrijheid, de gehele mensheid als één
vrij lichaam zichzelf besturend, van haar arbeid levend, de hemel afzwerend, de
natuur overmeesterend. Dit stadium is nog niet bereikt, maar het kondigt zich
in het internationaal communisme aan.
Naast deze reeks grote dichters is er een reeks minder grote dichters,
van aanleg evenzeer van de eerste rang, maar door maatschappelijke oorzaken,
door tekortschietend inzicht in hun tijdsverhoudingen, door gemakzucht, gebrek
aan moed, sociale afhankelijkheid, als het ware neergetrokken van het hoge plan
waarop de werelddichters zich bewegen, en aldus gedoemd om met hun eersterangs
talent tweederangs werk te doen: Chaucer, Vergilius,
Vondel, Goethe. Zij zijn, in een zeer hoog
opzicht, nabootsers: Chaucer van Italië, Vergilius van Griekenland, Vondel van
Frankrijk, Goethe van de klassieken. Behalve deze