Zijn ziel glijdt als het ware over in die zijner voorvaderen en
verricht alzo de symbolieke daden, die hem eenmaal de weg tot de bevrijding
zullen worden.
Als al deze levens, langs dood en vernieling, ondergang en
wederopstanding heen tot in uiterste consequentie in hem zijn uitgeleefd, is
Solaes eindelijk gereed tot het eigen leven en worden zijn ogen ziende en zijn
geest helder.
Dit alles werd door de schrijver in grote, ruwe trekken bijna driftig
getekend.
Hij gunt zich de tijd niet zich deze, zeker niet onbelangrijke opzet,
voldoende bewust te maken. En evenmin gunt hij zich de tijd groter daden en
groter figuren te componeren tot uitbeelding zijner gedachten.
In een te kort bestek, struikelend over zijn eigen bedoelingen,
beelden en verwikkelingen, komt hij bijna nergens boven een halfvoltooide,
schetsmatige aanduiding uit.
Ondoordacht strooit hij de meest waardevolle overpeinzingen achteloos
hier en daar tussen de regels door, zonder die tot groter mogelijkheid te
verwerken. De perspectieven, die een zorgzamer compositie van het gegeven hem
ongetwijfeld zou geboden hebben, gaat hij achteloos voorbij.
Met zijn driftige, korte zinnen, de hem eigen, merkwaardige stijl,
die, met meer zorg bewerkt, van een zeer suggestieve kracht had kunnen zijn,
geeft hij thans de lezer slechts de vermoeiende en verlammende sensatie van een
stem die zich voortdurend overschreeuwt.
Het boek is een natuurgeluid en meer uit de impulsen van het bloed dan
van de hersenen geschreven.
Ongetwijfeld behoort
De Boer tot onze jonge talentvolle
schrijvers, maar bij hem doet zich het merkwaardige voor, dat hij meer aanleg
dan toekomst heeft, omdat deze aanleg eerder een fysieke gave, dan een
geestelijke bewustzijns-macht is.