Het journaal van Bontekoe
(1989)–Willem Ysbrantsz. Bontekoe– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
InleidingHoewel de naam van Willem IJsbrantsz. Bontekoe in Nederland een tamelijk bekende klank heeft en zijn journaal tientallen herdrukken en bewerkingen beleefde, is er over hemzelf betrekkelijk weinig gepubliceerd. Vrijwel steeds stond het journaal in het middelpunt of werd Bontekoe's positie als auteur daarvan centraal gesteld. Toch zijn er de laatste tijd verschillende bijzonderheden over zijn levensloop bekend geworden. In het nu volgende wordt daarop ingegaan, waarbij uiteraard ook gebruik is gemaakt van wat reeds bekend was.Ga naar voetnoot* | |
Willem IJsbrantsz. Bontekoe: zijn levenWillem IJsbrantsz. Bontekoe werd op 2 juni 1587 te Hoorn gedoopt. Zijn vader, IJsbrant Willemsz., was afkomstig uit Westzaan. Dat bij de doop van een zoon, Claas, in 1596 Oostzaan als plaats van herkomst wordt vermeld, moet op een verschrijving berusten. Het gezin van IJsbrant Willemsz. Bontekoe telde nog meer kinderen. Vermoedelijk was Willem de oudste. Na hem werden nog gedoopt: Pieter (23 mei 1593), Marij (1 december 1594), Claas (1 oktober 1596), Cornelis (14 februari 1599), Lobbrich (18 maart 1601), Hendrik (29 juni 1604) en IJsbrantje (17 juli 1608). Dat laatstgenoemde naar haar vader werd genoemd, heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat deze eind 1607 reeds was overleden. Op 15 december werd hij in de Noorderkerk begraven.Ga naar eind1 IJsbrant Willemsz. Bontekoe was gehuwd met Geertje Jacobs. Niet van al hun kinderen is de doop gevonden. In Bontekoe's journaal wordt nog een broer Jacob vermeld (hij werd vernoemd naar de grootvader van moederszijde en huwde in 1613 met een jongedochter van Amsterdam) en mogelijk was er ook nog een zuster Neeltje. Een Willem IJsbrantsz. Bontekoe was in 1630 in ieder geval voogd over de kinderen van (zijn zuster?) Neeltje IJsbrants.Ga naar eind2 G.J. Hoogewerff heeft reeds in 1930 afgerekend met de misvatting dat de familienaam van de Bontekoe's eigenlijk Dekker was en dat IJsbrant het | |
[pagina 138]
| |
beroep van herbergier zou hebben uitgeoefend. Desondanks vinden we deze door Potgieter en Clemens geïntroduceerde fabels ook nog in recente publikaties terug.Ga naar eind3 Over Bontekoe's jeugd is niets bekend en over zijn maritieme aktiviteiten daarna handelt het volgende hoofdstuk. Er zijn geen aanwijzingen dat hij na zijn terugkeer uit Indië in 1625 het schippersberoep nog heeft uitgeoefend. De spaarzaam voorhanden zijnde gegevens wettigen integendeel de veronderstelling dat hij het zilte nat voorgoed vaarwel heeft gezegd. Op 1 maart 1626 huwde hij te Hoorn met Eeltje Bruins, de op 7 januari 1590 gedoopte dochter van Bruin Louwesz. en Trijntje Jans Minnes. Daarmee ging hij - weliswaar slechts aangetrouwd - behoren tot de verwanten van Jan Pietersz. Coen. Zijn zwager Pieter Bruinsz. was namelijk gehuwd met Coen's zuster Aafje.Ga naar eind4 Het huwelijk van Bontekoe werd voor schepenen voltrokken, omdat hij of mogelijk zij beiden de remonstrantse religie waren toegedaan. Bontekoe treffen we later aan als een meelevend lid van de remonstrantse gemeente. Op 27 maart 1629 verklaarde hij met Elbert Jansz. Timmerman de rekening van de diakenen en diakonessen voor akkoord en eind 1631 behoorde hij zelfs tot de ‘opsienders ende ouderlingen der remonstrantse gemeente’, In hetzelfde jaar vergrootte de gemeente haar kerkgebouw. De verbouw werd gefinancierd door bijdragen en leningen van gemeenteleden. Willem IJsbrantsz. Bontekoe behoorde met een gift van ƒ200,- tot degenen met de hoogste bijdrage. Daarnaast stelde hij een jaar later voor dit doel nog een lening van ƒ700,- beschikbaar. Anderzijds profiteerde Bontekoe ook regelmatig van de verbouwingswerkzaamheden. Verschillende malen worden bij de uitgaven houtleveranties door hem vermeld. Dat doet de gedachte ontstaan dat hij zich mogelijk (onder andere?) met de houthandel is gaan bezighouden.Ga naar eind5 Het huwelijk van Bontekoe bleef kinderloos. In of kort voor 1646 overleed zijn echtgenote Eeltje Bruins. De afwikkeling van haar nalatenschap leverde grote moeilijkheden op, waarbij vooral Bontekoe's zwager Pieter Bruinsz. voor problemen zorgde. Ook de erfenis van een andere broer van Eeltje, Jacob Bruinsz., kon niet moeiteloos worden afgewikkeld. Bontekoe en Pieter Bruinsz. procedeerden daarover gezamenlijk tegen een bewindhebber. Dit proces werd tot voor het Hof van Holland uitgevochten, duurde mede daardoor ca. 30 jaar en eindigde pas in 1663.Ga naar eind6 Zowel Pieter Bruinsz. als Willem Bontekoe waren toen echter al overleden. De exacte overlijdensdatum van laatstgenoemde is niet bekend. Op 21 maart 1657 kwamen de erfgenamen van Willem IJsbrantsz. Bontekoe en Eeltje Bruins bij elkaar om een regeling voor de nalatenschap te treffen. In de acte wordt vermeld dat Bontekoe dat jaar te Hoorn was overleden. De onroerende goederen zouden worden verkocht. Van de opbrengst ging de ene helft naar de erfgenamen van Bontekoe en de andere helft naar die van zijn vrouw. De roerende goederen, waarvan op 15 maart 1657 een inventaris was opgemaakt, werden in twee gelijke helften verdeeld, die door loting | |
[pagina 139]
| |
aan de partijen werden toegewezen. De inventaris geeft een gedetailleerd beeld van Bontekoe's bezittingen. Van zijn remonstrantse gezindheid getuigen de Stichtelijke Rijmen van de arminiaanse predikant Camphuijsen en ‘de belydenisse vant gevoelen der remonstranten’. Ook interessant zijn de twee schilderijen en twee ‘teyckeninckjes’ van Bontekoe en Eeltje Bruins, waarvan de huidige verblijfplaats onbekend is. Mogelijk heeft één van deze afbeeldingen gediend als voorbeeld voor het portret, dat in Bontekoe's journaal is afgebeeld.Ga naar eind7 Rest ons nog de vraag waar Bontekoe te Hoorn heeft gewoond. Volgens overlevering is zijn geboortehuis het huidige pand Veermanskade 15, waarin zich nog steeds een gevelsteen met ‘de Bontekoe’ bevindt. Lang niet altijd behoeven overleveringen ons naar de waarheid te leiden, maar in dit geval zijn er voldoende aanwijzingen om één en ander aannemelijk te maken. In een ‘ampliatie van de keuren en ordonnantiën op het stuk van de brand’ uit 1654 komt Willem IJsbrantsz. Bontekoe voor als brandvoogd van het tweede kwartier. Deze wijk wordt als volgt omschreven: ‘Beginnende van 't Hooft aff allanges de Nieuwendam tot de Vijselstraet, de zuytzijde van dien tot de Dijck ende de noortzijde van de Dijck totte toorn van 't Hooft toe’. Een huis aan de Veermanskade past heel goed in deze omschrijving. Maar er is meer. Toen in 1667 de nalatenschap van Pieter Bruinsz. en zijn tweede echtgenote Aaltje Bonk onder hun kinderen werd verdeeld, behoorden daartoe onder andere: het huis ‘de Bruinvis’, staande bij de Hogebrug (waar de kinderen zelf in woonden) en de huizen of woningen, genaamd ‘de Bontekoe’, in het glop ernaast. Laatstgenoemde beschrijving heeft ongetwijfeld betrekking op Veermanskade 15. Hoe kwam dit pand echter in het bezit van de kinderen van Pieter Bruinsz.? Zoals we hiervoor al hebben gezien, werden de onroerende goederen van Bontekoe openbaar verkocht. Wat ligt er nu meer voor de hand dan te veronderstellen dat het pand ‘de Bontekoe’ tot die nalatenschap behoorde en door de kinderen van Pieter Bruinsz. werd gekocht. Zij woonden ernaast en waren mede-erfgenaam. Bovendien waren zij met z'n vijven, dus konden zij uitbreiding van woonruimte wel gebruiken. Helaas ontbreken de Hoornse transportregisters uit die periode, zodat de hier ontwikkelde hypothese niet met bewijzen kan worden gestaafd.Ga naar eind8 | |
Willem IJsbrantsz. Bontekoe: zijn werkenIn dit hoofdstuk worden alleen Bontekoe's schippersaktiviteiten behandeld. Het werk, dat hem beroemd maakte, komt later aan de orde. Bontekoe kwam uit een zeevarende familie, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de grafsteen van zijn vader: ‘Hier is begraven schipper Ysbrant Willemssoon Bontekoe den 15 Desember anno 1607’. Omstreeks 1600 vinden we te Hoorn een schipper Gerrit Willemsz. Bontekoe, mogelijk een broer van IJsbrant. Ook hij had een zoon Willem (gedoopt 28 februari 1588), die later eveneens schipper werd: misschien dus een neef van onze Willem IJsbrantsz. Diens | |
[pagina 140]
| |
vader treffen we als schipper voor het eerst in 1600 aan, toen hij zout uit Brouage (Frankrijk) had gehaald. In 1604 sloot hij een bevrachtingscontract met Amsterdamse kooplieden, waarin werd overeengekomen dat hij naar La Rochelle zou varen, daarna in een Franse haven zout zou laden, dat naar Danzig of Koningsbergen moest worden gebracht. Een vrijwel gelijk contract sloot Willem IJsbrantsz. Bontekoe op 9 juli 1608, eveneens met een koopman uit Amsterdam. Het is niet onwaarschijnlijk dat hij na het overlijden van zijn vader eind 1607 het commando over diens schip had overgenomen. De in de contracten genoemde schepen heetten beide de bontekoe en waren respectievelijk 90 en 95 last groot. Een dergelijke onnauwkeurigheid bij de opgave van het laadvermogen kwam wel vaker voor. Enkele bemanningsleden legden over de laatste reis en met name over het lossen van de later ingeladen rogge een verklaring af.Ga naar eind9 In 1611 bracht hij voor de bekende Amsterdamse koopman Lambert van Tweenhuysen goederen naar Archangel. Steeds verder voerden zijn reizen hem. Hij maakte daarvoor gebruik van een groter schip, dat echter nog steeds de bontekoe heette. Het schip, dat in een op 6 april 1617 gesloten contract voor een reis Setubal-Oostzee wordt genoemd, had een laadvermogen van 130 last. Na deze reis voer hij met tarwe en stukgoederen naar Sevilla, Het schip werd echter op 17 september door Algerijnse kapers genomen en inclusief de bemanning naar Algiers opgebracht. Erg lang heeft Bontekoe daar niet vertoefd. Op 13 oktober 1617 schreef Wijnant de Keyser, consul te Algiers, aan de Staten-Generaal dat Bontekoe met zijn broer, die als scheepsjongen de reis had meegemaakt, door bemiddeling van Soliman Rais, alias de Veenboer, was vrijgekocht. Deze Soliman Rais was een Hollandse renegaat, dat wil zeggen een tot de islam bekeerde christen, die in dienst van de Algerijnen het kapersbedrijf uitoefende.Ga naar eind10 Ongeveer een jaar later vertrok Bontekoe voor de reis naar Indië, die hem en zijn journaal zo beroemd zou maken. Op 28 december 1618 vertrok hij als schipper op de nieuw hoorn uit Texel, op 25 november 1625 keerde hij op de hollandia in Vlissingen terug. Beide reizen worden vermeld in de bronnenuitgave betreffende reizen van en naar Oost-Indië. De namen van Bontekoe's broers Pieter en Jacob, die in dezelfde tijd als schipper de Indische Archipel bezochten, komen daarin echter niet voor. Pieter was schipper op de haarlem. Het enige schip, dat daarvoor in aanmerking komt, is het wapen van haarlem, dat op 4 mei 1618 Texel onder commando van Willem Jansz. van Amersfoort verliet en een aantal jaren in de Aziatische wateren heeft gevaren. Mogelijk heeft Pieter IJsbrantsz. Bontekoe een tijdlang als schipper op dit schip gevaren. Jacob Bontekoe wordt door zijn broer genoemd als schipper op de mauritius. Dit schip vertrok op 22 december 1621 uit Texel en arriveerde in oktober 1622 te Batavia.Ga naar eind11 | |
[pagina 141]
| |
Willem IJsbrantsz. Bontekoe: zijn levenswerkVan weinig boeken in de Nederlandse taal zullen zoveel herdrukken en bewerkingen zijn verschenen als van het journaal van Bontekoe. Hoogewerff deelt mee dat alleen al vóór 1800 het journaal meer dan 70 maal werd uitgegeven en geeft een overzicht van een groot deel van die herdrukken, waarnaar ik kortheidshalve verwijs. Ook in de 19e en 20e eeuw bleef het journaal populair. De 20e eeuw kende nog minstens tien verkorte of volledige uitgaven. Het journaal werd ook diverse malen vertaald: in het Javaans (door Raden Kartawinata, Batavia 1873, herdrukt in 1883), in het Soendanees (door dezelfde in 1874), in het Engels (Willem IJsbrantsz. Bontekoe: memorable description of the East Indian voyage, 1618-25 door C.B. Bodde-Hodgkinson en Pieter Geyl, New York 1929) en in het Duits (Bontekoe van Hoorn door M.R.C. Fuhrmann Plemp van Duiveland, Tübingen 1972).Ga naar eind12 Tenslotte werkte ook Johan Fabricius (1899-1981) via zijn jongensroman ‘De scheepsjongens van Bontekoe’ mee aan de verbreiding van de naam van de Hoornse schipper. Van dit boek, waarvan de eerste druk in 1924 bij uitgeverij Leopold verscheen, werden meer dan 150.000 exemplaren verkocht. Dit jaar zag de achttiende druk het licht. De scheepsjongens Hajo, Rolf en Padde werden zo populair dat zij door middel van een beeldengroep op een muur aan de Veermanskade nabij de Hoofdtoren zelfs zijn vereeuwigd. De beeldengroep, vervaardigd door de uit Amsterdam afkomstige en toendertijd in Schellinkhout woonachtige beeldhouwer Jan van Druten, werd op 14 juni 1968 door Johan Fabricius onthuld. Bontekoe zelf heeft het niet tot een dergelijk aandenken gebracht. Wel is er een Hoornse straat naar hem genoemd en kreeg een lagere school zijn naam. Inmiddels is deze school echter opgegaan in ‘Het Fluitschip’. | |
Hoorn in Bontekoe's tijdBontekoe's leven (1587-1657) viel vrijwel samen met de bloeiperiode van zijn geboortestad. Als gevolg van de toenemende handel en scheepvaart werd Hoorn diverse malen uitgebreid. Er was behoefte aan meer ruimte voor markten en meer havens. Aan het eind van de zestiende eeuw werden de Karperkuil en de Modderbakken gegraven. In 1608 ontstond door de aanleg van de Buitenluiendijk een nieuwe haven, achtereenvolgens de Oude Nieuwe Haven, de Kielhaven en de Grashaven genaamd. Rond 1650 werd het havencomplex aan de zuidzijde van de stad door het in zee leggen van paalwerken nog eens met een tweetal immense buitenhavens uitgebreid. De vergroting van de stad hing nauw samen met de toeneming van de bevolking. In 1514 telde Hoorn naar schatting 5.400 inwoners, in 1622 waren het er meer dan 14.000. Daarnaast woonden er toen in de banne van Hoorn en in het Dampten nog eens respectievelijk 300 en 500 buitenpoor- | |
[pagina 142]
| |
ters. In de loop van de achttiende of misschien al in de zeventiende eeuw is het inwonertal gaan dalen. In 1730 vond men te Hoorn 2817 huizen, waaruit een totale bevolking van omstreeks 12.000 personen is te berekenen. Daarna nam dit aantal nog verder af. Aan het eind van de achttiende eeuw (1795) waren er nog maar 9.500 inwoners. De scheepvaart van de Republiek en ook van Hoorn richtte zich op vrijwel alle windstreken: het Oostzeegebied, Rusland (Archangel), Frankrijk, Portugal, het Middellandse Zeegebied, terwijl kort voor 1600 voor het eerst zout uit het Caraïbisch gebied werd gehaald. In 1602 werd de Verenigde Oostindische Compagnie opgericht met onder andere kamers te Hoorn en Enkhuizen. Samen namen zij voor 1/8 deel in het handelskapitaal van de Compagnie. Het feit dat er in Hoorn en Enkhuizen kamers werden opgericht, betekent dat er zich al vóór 1602 compagnieën (de zogenaamde voorcompagnieën) met de vaart op Indië bezig hielden. De West-Indische Compagnie had vanaf haar oprichting in 1621 een kamer voor het Noorderkwartier, die afwisselend te Hoorn en Enkhuizen was gevestigd. Hetzelfde gold voor de Admiraliteit van West-Friesland en het Noorderkwartier (1593). Voorts was er nog de in 1614 opgerichte Noordse Compagnie, die zich bezig hield met de walvisvangst. De kamer Hoorn had haar zetel in de Hoofdtoren. Overigens was men te Hoorn al voor 1614 op het terrein van de walvisvaart aktief. Van veel belang voor de Hoornse scheepvaart was de ontwikkeling van het fluitschip in 1595. Onverbrekelijk is daaraan de naam van de Hoornse koopman en reder Pieter Jansz. Liorne verbonden. Door een bolle voor- en achtersteven en een betrekkelijk grote lengte werd het laadvermogen aanmerkelijk vergroot, terwijl het aantal bemanningsleden gelijk kon blijven. Rond 1600 was ongeveer een derde deel van de koopvaardijvloot van de Republiek uit West-Friesland afkomstig, voornamelijk uit Hoorn en Enkhuizen. Aanvankelijk voerde Enkhuizen de boventoon, maar de Haringstad werd in de zeventiende eeuw langzamerhand door Hoorn overvleugeld. Verschillende namen zijn aan Hoorn's dadendrang op maritiem en koloniaal gebied verbonden, zoals die van Jan Pietersz. Coen, Willem Cornelisz. Schouten en David Pietersz. de Vries. Of Willem IJsbrantsz. Bontekoe in dit rijtje thuishoort, is de vraag. Hij was geen koloniaal ambtenaar of ontdekkingsreiziger. Schipper zoals hij waren er meer. Maar geen van allen is er - zoals Bontekoe - in geslaagd zijn naam een bekendheid te geven, die door de eeuwen heen tot op de dag van vandaag voortduurt. |
|