Al die jaren heeft het blijkbaar in een behoefte voorzien. Het heeft ruimte geschapen en daardoor een zekere litteraire werkzaamheid gestimuleerd, hoe men over de kwaliteit daarvan ook mag denken.
Als we de vijftien jaargangen doorbladeren, vinden we bevestigd wat door historici en sociologen al eerder is opgemerkt: dat na 1900 een proces van europeanisering begint of zich doorzet en dat tegelijk - hoe paradoxaal dit ook klinkt - een toenemende aandacht komt voor het eigene, voor het karakteristiek Indische en Indonesische.
Europa komt door de verbeterde communicatiemiddelen dichterbij Nederlands-Indië te liggen en de belangstelling voor het moederland wordt levendig gehouden door beschouwingen over wat er in Europa en vooral in Nederland gaande is, op allerlei gebied. We vinden artikelen over het concertleven in Nederland, over het toneel, over Nederlandse letterkunde; er is een Parijse correspondentie, er is een rubriek ‘Wereldnieuws’, er zijn beschouwingen over de nieuwste damesmode, maar de nadruk valt op Indische aangelegenheden, op Indische toestanden, op Indische bellettrie en Indisch toneel. Er zijn artikelen over het pauperisme onder de Indo's, over de Indo in de litteratuur, over de verhouding tussen totoks en Indo's, over de ‘karaktervorming van de Indo’; het Junghuhn-gedenkboek van 1910 wordt besproken en Augusta de Wit draagt bij met een artikel over Junghuhn; er is een rubriek ‘Indische pennekrassen’ en in elke jaargang worden Indische schetsen en verhalen afgedrukt of worden beschouwingen gewijd aan de kansen voor een Indische letterkunde, maar vooral het Indische muziek- en toneelleven wordt op de voet gevolgd.
Tussen 1900 en de Eerste Wereldoorlog bezoeken met toenemende frequentie bekende musici en toneelgezelschappen Indië en maken tournees die weken en maanden duren. Het eerste Nederlandse toneelgezelschap dat naar Indië kwam (in 1904), was dat van Henri Brondgeest (het ‘Brombeest’, zei men in Indië). Door zijn repertoire bij de Indische smaak en de wens naar divertissement aan te passen, werd zijn tournee een succes, maar als men sommige malcontenten mag geloven als Henri Borel, Karel Wybrands, de redacteur van Het Nieuws van den Dag, of de kunstzinnige bestuursambtenaar J.E. Jasper, dan had Brondgeest zijn publiek ‘prulwerk’ voorgezet (Wybrands) dat met kunst niets te maken had (Borel) en het peil van dilettanten maar even overschreed (Jasper). Het was duidelijk dat Brondgeest het ouderwetse