Voorberigt.
Is eenig tijdvak der Vaderlandsche geschiedenis waardig der vergetelheid onttrokken te worden, dat, hetwelk de gebeurtenissen sedert 25 Augustus 1830 tot 25 Augustus 1831 omvat, mag onzes inziens, bij uitstek in die klasse gerangschikt worden. Allerlei verkeerdheden, ontwikkelen zich in dat tijdvak, en worden opgewogen door allerlei deugden. Meineedigheid, trouweloosheid, ondankbaarheid, eigenbaatzucht, lafhartigheid, staan over tegen al de omgestelde verdiensten. Een deugdzame, het goede altijd beoogende Vorst, wordt verguisd, versmaad, door een deel zijner onderzaten verlaten en afgezworen, door zijne bondgenooten, ten minste gelijk gesteld met muitelingen; maar van eenen anderen kant, meer en meer geëerd, geprezen, ten koste van rust en gemak ge-